Pruimers, Snuivers, Rookers.
Wij spraken, eenige weken geleden, van een artikel de folie paralytique, door den heer Lefebvre, Hoogleeraar der universiteit van Leuven in het voortreffelijke tijdschrift la Revue catholique geplaatst. Beurtelings somde de geleerde schrijver de oorzaken dezer verschrikkelijke ziekte op, alleen zoo het schijnt aan onze dagen eigen; hij wees op de toomelooze zucht naar goud, dat kenmerk van onzen tijd; op de losbandigheid der zeden; het bovenmatig gebruik van sterken drank, alsmede van de absynthe, zekere soorten van wijn, die 10, 15 en 20 percent alcohol inhouden (Champagne, Volnay, Rhijnwijn, Sauterne, Ermitage, Porto en Madère) en zelfs van het prikkelend engelsch bier, dat tot 9 percent alcohol bevat.
In het slot van zijn voortreffelijk artikel wijst de Hoogleeraar op het groote verbruik van den tabak, welke, in versche bladeren zeer voedzame stoffen inhoudt en, verschool de verschrikkelijke nicotine zich daar niet, in hoe geringe hoeveelheid ook, men zou die plant als eene zeer verfrisschende salade kunnen gebruiken. Welnu, die nicotine (slechts in 1809 door Posselt en Reimann gevonden) is een vergif dat vooral op de hersens en den ruggegraat werkt en ten slotte verstomping, stuiptrekkingen, verlamming, en is de dosis aanzienlijk genoeg, den dood aanbrengt.
De proefnemingen van den Hoogleeraar Lefebvre met de nicotine op konijnen, brachten te weeg dat een dezer na elf dagen in stuiptrekkingen en verlamming stierf, ofschoon hij dagelijks slechts ongeveer het vijfde deel van een druppel, aangelengd door eene zekere hoeveelheid water, bij middel van een spuitje met scherpen punt, onder de huid in het veselstelsel bracht. Een tweede dat men één druppel alzoo had toegediend, stierf, met dezelfde verschijnselen, den twee en zestigsten dag. ‘Indien het stelsel der zielsverhuizing bestond, zegt de Hoogleeraar zeer geestig, had dit konijn de kans als rooker terug te keeren.’ De werking van de nicotine op deze dieren had juist plaats op die deelen, hersens en ruggemerg, welke in de gezegde zinneloosheid worden aangetast.
Over het algemeen kan men aannemen, dat de werking van het vergif hetzelfde is op de dieren als op de menschen. Maar, zal men opmerken, de mensch spuit zich de nicotine niet in het bloed en gebruikt den tabak in zijn natuurlijken staat. Merkt echter wel op, dat eens het vergif in het bloed gemengd, langs welke opening dan ook binnen gekomen, zijne ontwikkeling neemt, en de tabak dien men aan het verbruik overlevert, bevat van 5 tot 10 percent zuivere nicotine, 't Is natuurlijk dat de pruimers zich op de krachtdadigste wijze vergiftigen. Gelukkig die afschuwelijke gewoonte gaat meer en meer verloren.
In het tweede gelid komen de snuivers: de snuif bevat slechts 2 percent nicotine en de tot poeder gemalen stof leent zich moeilijk tot de inslorping; maar in het derde gelid treden de rookers op, en bij deze, zegt men, vergaat het vergif in damp, in rook.
Men Vergist zich: de nicotine zou ten eenemale vervlogen zijn, indien men den tabak in eene geslotene vaas brandde. Van den besten Havannatabak zou er dan niets overblijven dan eenige zeer onschuldige golfjes rook en eenige even onschuldige asch; maar zoo gaat het niet, heeren rookers! Weet wel dat de nicotine in gaz overgaat en 't is de hitte, zoo als gewoonlijk, welke deze herschepping daarstelt. Naarmate de cigaar brandt, ontwikkelt zich door de naburige, hitte, de gaz en de rooker haalt het vergif telkens op en het dringt in zijne longen.
De ontleedde tabaksdamp bevat, volgens gedane proefnemingen, onvervalschte nicotine en dewijl de gaz zich hier juist voor de inslurpingsdeelen aanbiedt, moet men bekennen dat de rooker een der gemakkelijkste en zekerste middelen heeft gekozen, om zich te vergiftigen, om zijne gezondheid te benadeelen. De fransche tabaks-regie klom van 1832 tot 1862, van 28 millioen tot 180 millioen en de folie paralytique, tot dan toe zoo zeldzaam, komt het meeste voor in de reeks van zinsverbijsteringen, tast zelden de vrouwen aan, die minder door den gouddorst geplaagd worden dan de mannen, minder losbandig zijn, minder drinken en niet rooken. In het Oosten is die ziekte ook schier niet gekend; maar ook de Oosterlingen rooken tabak die geene nicotine-deelen bevat, iets dat zoo weinig nadeel toebrengt als salie- of notenblaêren.