[Nummer 47]
Godsdienstige kunst.
De religieuse schildering is, zoo als wij reeds in een vorig nummer zegden, in onze dagen zoo niet verloren gegaan, dan ten minste vindt zij schier geene beoefenaars meer, en echter welk eene rijke, onuitputtelijke stof levert de gewijde geschiedenis op!
Men beweert soms wel, dat de schildering verloren gaat, omdat het geloof den kunstenaar niet meer bezielt, 't Is waar, de dagen zijn verre toen Fra Angelico, knielend zijne Maagden schilderde; dat Giotto weende bij het aanschouwen van den gegeeselden Christus; doch die beweering rust op geen vasten grondslag, en wij denken, even als in die dagen, kunstenaars van overtuiging te bezitten, zoo als er ten tijde der bovengenoemde meesters, zullen geweest zijn, die schilderden zonder te gelooven
Het vertrek van den H. Bonifacius uit Engeland.
Neen, de religieuse schildering is niet dood! Maar de tijdgeest heeft deze enkel verdrongen en dit gebeurde des te gemakkelijker, daar de kerkbesturen niet meer over de ruime geldmiddelen van vroeger beschikten en dikwijls, ten gevolge dier bekrompenheid, aan het werkhuis van mindere bekwaamheden en vooral van zeer jonge kunstenaars gaan aankloppen, terwijl gemis aan kunstsmaak nog vaak eene andere reden is, waarom onze kerken dikwijls met zoo'n gedrochtelijke stukken worden opgevuld.
De godsdienstige schildering zou, in haren vollen glans terugkeeren en hare scheppingen zouden de kunstwereld andermaal verwonderen, indien de goede schilders de gelegenheid hadden, hun talent daarin te toonen en vergoeding te vinden voor hunnen arbeid. Neen, dit vak der kunst is evenmin dood als het geloof in de harten is uitgestorven, en wie weet hoe spoedig de waarachtig religieuse schildering andermaal hare plaats herneemt niet alleen in onze kerken, maar zelfs in onze openbare tentoonstellingen.
De bovenstaande teekening is vervaardigd naar eene schilderij van den