Amsterdam in 1345.
Even als verscheidene kerken in België, bezit Amsterdam een kostbaar heiligdom, dat door de geloovigen aldaar hoog vereerd wordt. Eene houtgravure van 1518 dagteekenend en een oud boekske, te Antwerpen bij Hendrik Aertssens in 1639 gedrukt en getiteld: Amstelredams eer ende opcomen door de denckwaerdige miraklen aldaer geschiet, aen en door het H. Sacrament des altaers, geschreven door Leonardus Marius, geven ons daarvan eene volledige voorstelling.
Het ‘H. Sacrament van Mirakel’ zooals men het nog noemt, is eene gewijde Hostie, door eenen zieke genuttigd, uitgeworpen en, ongezien, in het vuur geworpen, in welk het voorwerp der vereering echter gansch ongeschonden bleef. De voorstelling kenmerkt al het naïve der kunst der zestiende eeuw en zal, ook onder dit opzicht, door den kenner met aandacht worden gaê geslagen.
Napoleon te Fontainebleau.
Gelijke voorstellingen ziet men in de kerk van het Amsterdamsche Beggijnhof geborduurd op kussens die, volgens eene zeer aannemelijke overlevering, gediend hebben voor den Aartshertog Maximiliaan en zijn gevolg, bij hun bezoek aan de H. Stede, in of omtrent het jaar 1484; verder zijn ze geschilderd op twee processie-vanen van hooge oudheid, op een groot schilderij in olieverf en eindelijk in zilver gedreven op het kostbaar vierkant ornament van een ceremoniemeesters-staf uit den laatsten tijd. Deze afbeeldingen berusten in de kerk van het genoemde Beggijnhof, want daar is nu het middelpunt der jaarlijksche feestviering
Die feestviering heeft te Amsterdam plaats, omtrent de helft der maand Maart, terwijl het wonder zelve dagteekent van 15 en 16 Maart in den jare 1345.