De Belgische Illustratie. Jaargang 1
(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij[Nummer 46]Fontainebleau en Keizer Napoleon I.Ongetwijfeld zal de beschouwing van de twee eerste gravuren dezer aflevering bij den lezer zonderlinge gewaarwordingen opwekken, en geen wonder hij ziet voor zich het beeld eener vervallen grootheid, die al het geweld harer willekeur op een weêrloozen grijzaard, op Pius VII, deed nederkomen. Fontainebleau is eene stad in het fransche departement Seine et Marne, acht mijlen van Parijs. De stad bezit zeer schoone gebouwen waaronder op de eerste plaats het beroemde lustslot, dat, omgeven door een uitgestrekt bosch, de prachtigste gezichten aanbiedt, zooals nevensgaande gravure aantoont. Bosch van Fontainebleau.
Hier gevoelde Napoleon reeds den voorsmaak der straffen aan zijne heerschzucht beschoren, die hem aan den Plaatsbekleeder van Christus eene schendige hand deed slaan. Napoleon, de machtige, de alom gevreesde, die volkon sidderen en tronen wankelen deed, wordt in de volgende gravure voorgesteld in hevigen tweestrijd met zich zelven of hij de akte van troonsafstand, die voor hem ligt, zal teekenen. Wat moet er op dat oogenblik in het hart van dien man hebben omgegaan! Wie beschrijft de folteringen, die zijne ziel verscheurden! Ongetwijfeld herinnerde hij zich de verschrikkelijke rampen, die hij door geheel Europa had verspreid, de tranen die hij had doen vloeien, de ongelukkigen, die hij had gemaakt, Maar zeker ook bedacht hij dat hij thans door Gods hand getroffen werd, omdat hij het Hoofd der Kerk | |
[pagina 362]
| |
zooveel leed had aangedaan. In ditzelfde paleis waar hij zich nu bevond had hij Pius VII geruimen tijd gevangen gehouden; het was den 11 April 1814 en nog geen twee maanden geleden, op den 23en Januari, had hij eerst de boeien van den Paus geslaakt en hem toegestaan het kasteel van Fontainebleau te verlaten. Werd ooit eene vootspelling vervuld, dan was het die van den graaf de Maistre; deze schreef op den 25n Mei 1810 uit St. Petersburg aan den Koning van Sardinië den volgenden brief:
Sire!
‘Op het oogenblik ontvangen wij de tijding van het samenroepen des Concilie's van Parijs met den dreigenden brief van Napoleon, die het jis heeft gebroken en openlijk den Paus wil afzetten. Ziehier eeo anderen gang van zaken, en wie weet wat wij nog zullen zien. Het schijnt mij onmogelijk toe, dat er niet van de eene of andere zijde eenige tegenstand, eenige bewonderenswaardige protestatie zich vertoone. Wat er ook van moge wezen. Uwe Majesteit aanschouwt met ons de grootste proefnemingen, die ten aanzien van dit onderwerp kunnen geschieden. Nooit heeft een souverein de hand geslagen aan een Paus, welken ook (met of zonder reden dit onderzoek ik thans niet) die zich vervolgens op eene lange en gelukkige regeering heeft kunnen beroemen. Keizer Hendrik IV heeft alles geleden, wat een vorst en een mensch lijden kan. Zijn ontaarde zoon stierf na eene woelige regeering in den ouderdom van 44 jaren aan de pest. Frederik I verdronk in den Cydnus. Frederik II werd, na afgezet te zijn, door zijn zoon vergeven. Philips de Schoone stierf op zijn 47e jaar aan een val van het paard. Mijne pen weigert minder oude voorbeelden op te halen. Dit alles bewijst niets, zal men zeggen: het zij zoo! Al hetgeen ik vraag is: dat zoo iets insgelijks een anderGa naar voetnoot(1) wedervare zelfs al zou dit niets bewijzen, en dit zullen wij zien. Terwijl Napoleon op Fontainebleau aan de uiterste wanhoop ten prooi was, werd zijne hoofdstad bezet door de legers der vreemde Mogendheden en werden zijne paleizen te Parijs bewoond door de vorsten, die hij zoo lang gehoond en verguisd had. Zij hadden zich niet laten weerhouden door zijn schijnbaar plan om naar Weenen op te rukken, en toen hij zulks ontdekte, was het te laat om vóór hen Parijs te bereiken. Parijs werd zwak verdedigd; nadat de hoogte Montmartre en Bleville door de Mogendheden stormenderhand waren ingenomen, bezetten zij de hoofdstad; Keizer Alexander van Rusland nam zijn intrek in het paleis van den prins van Benevento en Frederik Willem III van Pruissen in het hotel Villeroi. Zij vaardigden eene proclamatie uit, waarbij zij te kennen gaven dat zij met Napoleon noch met eenig lid zijner familie, wilden onderhandelen en den senaat opdroegen eene provisioneele regeering samen te stellen. De senaat was spoedig gereed en had ook niet veel tijd noodig om het besluit te nemen: dat Napoleon Bonaparte benevens zijne familie van den troon vervallen verklaard en volk en leger van den eed van trouw jegens hem ontslagen was. Zoo handelden de senaatsleden, die voor het meerendeel alles aan Napoleon te danken en tot voor korten tijd in het stof voor hem gekropen hadden. Ondank is 's werelds loon, zegt het spreekwoord. Op dezelfden dag zond Napoleon zijne trouwe generaals Coulincourt, Ney en Macdonald naar de boadgenooten met de verklaring, dat hij ten gunste van zijn zoon afstand wilde doen van de kroon; zijne gemalin zou dan het regentschap waarnemen tot dat zijn zoon meerderjarig zijn zou. Doch de vorsten, bij wie de Engelsche minister Castlereagh aangekomen was, wilden hiervan niet hooren en eischten, vooral op aandringen der Engelschen, een onvoorwaardelijken troonsafstand. Wij zien de drie gezanten op het oogenblik dat zij bij Napoleon wederkeerden. De keizer zat nabij den haard, het hoofd met de beide armen ondersteunende en met de wijd geopende oogen in het vuur starende, welks vlammen hem aan het vergankelijke van het aardsche herinnerden. Hij scheen kalms, en op zijn gelaat vertoonde zich geen de minste wroegingen, die zijne ziel verscheurden, noch een trek van het knagend naberouw, dat hem folterde. Zwijgend luisterde hij naar het antwoord dat zijne generaals hem kwamen brengen, naar de vertoogen die zij er bijvoegden en scheen ongevoelig voor den aandrang, dien zij bezigden om hem te doen toestemmen, daar zij zagen, dat hij aan zijn lot niet ontkomen kon. Langen tijd bleef hij in die houding, tot hij eindelijk, een schier bovenmenschelijke poging op zich zelven doende, opstond en tot zijne omgeving zegde: ‘Een souverein treedt af op den dag, waarop zijn gezag niet meer erkend wordt.’ Nu trad hij tot de tafel waarop de acte van troonsafstand lag; zij was van den volgenden inhoud: Naardien de verbondene Mogendheden openlijk verklaard hebben, dat Keizer Napoleon de eenige hinderpaal voor den algemeenen vrede is: zoo verklaart Keizer Napoleon hierbij, dat hij, zijn eed getrouw, zoo voor zich zelven als voor zijne erfgenamen afstand doet van de troonen van Frankrijk en Italië en bereid is in het belang van Frankrijk elke persoonlijke opoffering, zelfs het leven, veil te hebben. Fontainebleau den 11 April 1814. De Keizer greep eene pen en schreef met vaste hand onder de acte ‘Napoleon.’ Het pleit was beslecht; het beleedigde Europa gewroken, en de niet meer machtige Corsikaan ging op het eiland Elba zijne vernedering verbergen. om later op St. Helena als banneling te sterven. Maar Pius VII had reeds zijn zegepralenden intocht in Rome gedaan en dagelijks bad hij voor zijn ongelukkigen vervolger. |
|