Hoe een fotograaf bezoekers wist te lokken.
In het stadje X aan den Rijn had zich voor eenige jaren een fotograaf gevestigd. De fotografie was in dien tijd, ten minste te X. nog zeer nieuw, het geen wel begrijpelijk maakt waarom de jonge kunstenaar in de eerste weken en maanden slechts weinig te doen had. De zaak nam evenwel een andere wending en wel naar aanleiding van het volgende.
Juist tegenover het atelier van den fotograaf werd een nieuw huis gebouwd; onze kunstenaar had nu in zijn veel vrijen tijd ruimschoots gelegenheid om te zien hoe weinig ijver de arbeiders dikwijls aan den dag legden en hoe zij door hunne dagdieverij schenen te gelooven, dat het zevende gebod voor hen niet gegeven was.
Op zekeren dag kwam hij op de gedachte om de arbeiders, terwijl zij zich weder aan het gewone kwaad schuldig maakten, op een gegeven oogenblik te fotografeeren. De proef slaagde gelukkig, en den volgenden morgen zag men voor zijn atelier allengs eene groote menigte volks zich verzamelen, die onder lach en spot de fotografie beechouwde. De twee hoofdfiguren op den voorgrond schenen in een diep gesprek gewikkeld; een derde stak zijne pijp aan; een vierde zette den jeneverflesch aan den mond enz. Onder de afbeelding stond geschreven: metselaars die werken.
Men kan zich de ergenis voorstellen der knechts, toen zij zich zoodanig afgebeeld en tentoongesteld zagen. Gelukkig had de zaak twee goede gevolgen: de knechts werden ijveriger, en het volk, dat zich van de kundigheid des fotograafs overtuigd had, bracht veelvuldige bezoeken aan zijn atelier.