Jammer; wanneer deze of gene woelzieke en heerschzuchtige buurman, een Rollo uit de 19e eeuw en gevolgd door zijne geciviliseerde Noormannen, het mocht in 't hoofd krijgen bezoek aan dat kleine rustlievende landeke te brengen, zal gansch die vlakte, waar nu het goud, in den vorm van melk en boter, aan de graspijlen hangt, in eene verdelgende zee veranderd worden.
Vaarwel dan welvaart van duizenden, die eigenlijk niets weten of begrijpen van vorstelijke twisten; die niet eens weten dat koningen soms ten strijde gingen, om het knipoogje eener vrouw, wier eer nog geen rozenblad zwaar woog.....
Nederland kwam mij voor als een land, waar men eindelijk den degen aan den muur te roesten laat hangen, zonder zelfs te denken, dat hij soms moet worden ingesmeerd.
In het voortsnellen van den trein zag ik de soldaten, op de helling der wallen van de forten en in het gras, liggen; zij hengelden dood bedaard naar den zilveren bliek of den met goud geschubden baars - die bloeddorstige Hollanders!....
Ik had enkel gewenscht, om het tafreel volledig te maken, dat zij het snoer niet aan den stok, maar aan de punt der bajonet hadden vast gemaakt!
Nabij de stad zelve zag ik eene schildwacht staan droomen, zoo beweegloos dat ik eerst meende eene levensgroote neurembergsche pop te zien, die Nederland enkel voor parade - en ook uit welbedachte bezuiniging daar had geplaatst.
In de stad ontmoette ik drie soldaten: de eerste leidde een keeshond aan een touwtje, de tweede een mop, de derde een als poedel geschoren leeuw - pardon, ik wil zeggen een als leeuw geschoren poedel.
Die poedel deed mij aan de tegenwoordige nederlandsche en belgische leeuwtjes denken, zoo vreedzaam, zoo afgericht op moderne kunsten, zijn die nationale diertjes geworden.
Nu de tijd der leeuwen is voorbij, zoo als ik hooger reeds zegde, en ik wensch Nederland, dat al veroverd heeft wat het te veroveren had, namelijk zijne onafhankelijkheid - ik wensch Nederland geluk, dat zijne soldaten daar zoo rustig kunnen hengelen, en zoo vreedzaam als oude matronen en vrijsters, mogen rondwandelen.....
Toch schijnt het dat Nederland in de ziel evenmin rustig is als wij, Belgen.
Wel vischt de soldaat als een rentenierend flaneur; wel sluimert de schildwacht op post; wel doet de krijgsman zijnen poedel in de straat wandelen - maar 't schijnt zeer zeker dat die poedel een vermomde leeuw is.
De Hollander timmert monitors, voorziet zijne arsenalen, plant heimelijk kanonnen achter zijne wallen en richt alom scherpschutters-corpsen in.
Het schijnt zelfs dat er onder het boerenwammes en het matrozenbaadje iets vonkt, dat op gegeven oogenblik zou kunnen losbarsten, hoe flegmatisch de man nu en dan ook zijn amersfoorter rookt en zijn sneeuwballetje drinkt.
Toen ik eenige dagen later van den Haag naar Rotterdam stoomde, hoorde ik herhaalde malen, door honderden stemmen het Wien 't Neêrlandsch bloed zingen.
Nauwlijks was ik uit de wagen gestapt, of ik zag eene lange rij jongelingen, twee aan twee en door militairen vergezeld, voor mij uit marcheeren.
't Waren lotelingen die naar het depôt gingen; zij staken de mutsen in de hoogte en zwaaiden er meê rond, onder 't zingen van ‘voor Vaderland en Vorst.’
Een deftig nederlander - de man had het uitzicht van een goed bezoldigd ambtenaar in het departement van oorlog te zijn - verzekerde mij dat het de vonk der vaderlandsliefde was, die reeds op voorbaat in de borsten dier jonge Bataven begon te woelen.....
Och, ik kan dit maar moeilijk aannemen; ik geloof dat men in Holland, zoo min als hier te lande, liefde heeft voor de gansch niet zedelijke kazerne; ik geloof dat de soldatenstand daar evenmin populair is als bij ons, al zou de nederlander dan ook, in het oogenblik van gevaar, als een echte jongen van Jan de Wit, zijn erf verdedigen.
De oud-vaderlijke diligencie bracht mij langs een heerlijken klinkerweg verder, ten einde het nog onafgewerkt gedeelte van de spoorweglijn af te leggen.
Hier en daar ligt, langs dien weg, een buitengoed dat ons nu nog - dat schijnt mij altijd zoo - met eene soort van verwaandheid en ijdelheid nastaart; maar in het najaar en den winter den voorbijganger met eene slapende verveling schijnt achterna te gapen.
Verder ligt een kerkhof, met eene wiemeling van kleine en groote kruisen - rustige doodenakker, die in Nederland nog geëerbiedigd wordt en waar ieder nog naast degenen slaapt, met welke hij gebeden, geloofd, gehoopt en bemind heeft.
Het protestantsche Nederland is ten minste verdraagzaam voor den katholiek en het komt niet gelijk het modern liberalism in België, eerst met steenen door het hekken der katholieke begraafplaats werpen, om daarna het hekken af te breken en de asch der dooden te stooren.....
Rechts en links, zoo ver het oog reikt, strekken zich prachtige weiden uit, bevolkt - dat woord is nog al wonderlijk! - met bonte runderen, paarden, veulens, schapen en varkens.
Die weiden met witte en gele voorjaarsbloemen doorstippeld - heerlijk gemoucheteerd tapijt! - en regelmatig door lange blauwe waterstrepen afgedeeld; de vroolijk gelegen hoeven, met bloeiende vruchtboomen omringd; aan eindeloos lange ontrolde lappen goudlaken gelijk; het frissche groen der lente, beglanst door eene heldere zon - zie, dat alles vormde een aantrekkelijk en sterk gekleurd tafreel, hetwelk mij toelachtte.
De nieuwe spoorweglijn, die de hollandsche gewesten rechtstreeksch aan Noortbrabant en verder aan de zuidelijk en westelijk gelegen landen zal verbinden, eischt daartoe vijf bruggen, waarvan een dezer de kolossaalste der spoorwegbruggen van de wereld schijnt te zullen zijn.
Inderdaad, de brug van den Moerdijk zal eene lengte van 1535 strekkende el hebben; (zie bladzijde 26, eerste jaargang der Belgische Illustratie.)
Wat onmeetlijke stappen voorwaarts heeft de ondernemingsgeest, sedert de ontwikkeling van stoom en electriciteit gedaan!
Logge gevaarten, centenaars-gewichten gaan onder het water door, of vliegen over het water heen; bergen worden doorgesneden; werelddeelen tot op een kleinen afstand bijeen getrokken; meeren leeg gemaald; zeeën als het ware geopend: het is alsof de menschelijke geest zijn meesterschap over de stof in alle omvatting toonen wil.
Engeland en Amerika hadden tot nu toe die bruggebouw in pracht; het kleine Holland streeft beiden in stoutheid voorbij en geeft zich door kunstwerk, wat de natuur aan dit, aan het water ontwoekerd land, scheen te willen ontzeggen.
Andere volkeren bouwen rentelooze vestingen; doch Holland zelf is, ten gevolge van het water, eene vesting; de polderboer de sterkste soldaat; zijne schup of spade het ontzettendste wapen.
Onder Lodewijk XIV dreigde die polderjongen de dijken door te steken en wat hij der zee ontnomen had weêr aan de zee terug te geven, liever dan zijn onafhankelijk water af te staan.......
Te Utrecht, de aloude bisschopstad, hield ik halt en moest er een oogenblik vertoeven, in afwachting van den trein op Rotterdam.
Ik trad de wachtzaal binnen, hield een oogenblik voor het boekenraam stil en zag, dat de voorraad daar van dezelfde gehalte was als in België; aan duitsche en engelsche boeken scheen echter de voorkeur gegeven te worden.
Maar wat mij belgde, was de verkoop aan dat raam van fotografiën: stootende naaktheden, welke aan de modderwereld van Parijs en Brussel ontleend werden en die wel heimelijk moeten spotten als zij door die stijve, strenge en zoo dikwijls moraliseerende Hollanders gekocht en in een geheim hoekje der portefeuille worden meêgedragen.
Een wit gecravatteerd Hollander, een man die ik voor een parlementslid, een predikant, een meester in de rechten, een Nuts-voorlezer of een lijkbidder hield, zocht er een half dozijntje uit, borg zijn schat op zijn hart en keerde, met een gestreken gelaat in de zaal terug.
Wie weet of die zelfde Mijnheer, in welken stand hij dan ook verkeere, morgen niet tegen de Tartuffe's zijner tegenpartij donderen zal!
In dat geval zou het een nijdige wensch zijn te hopen, dat die ontstichtelijke fotografiën hem jnist op dàt oogenblik uit den zak mochten huppelen..... Of misschien koopt de man ze enkel onder een zuiver wetenschappelijk opzicht, óf wel om te bewijzen hoe diep het hollandsche Babylon gevallen is, en wellicht argumenteert hij tegen die onbetamelijkheid in dit of dat traktaatje.
Het verwonderde mij zóó iets te zien, of zouden die lieve Hollanderinnen gelijk staan met die engelsche dames welke, op het vaste land gekomen, van onder tot boven als het ware toegemetseld of beter toegevlochten zijn gelijk eene dame-Jeanne en shocking roepen bij het zien eener water-closet; maar die op hare feesten en partijen ons aan het aardsch paradijs willen doen denken?
Ik heb een beter denkbeeld van Nederland, en die utrechtsche fotografie-koopman zal zonder twijfel een van genen kant der grenzen overgewaaide moralisateur zijn.
Over het algemeen is de hedendaagsche nederlandsche letterkunde, opzichtens der katholiek, verdaagzamer geworden; maar de strekking is nog altijd verderfelijk, ten minste als zeker kapittel in Klaasje Zevenster en een roman van een gewezen protestantsch leeraar, Lidewijde, als toongevers worden beschouwd.
Het heeft mij altijd gehinderd dat van Lennep, in zijn laatste werk, zich eene kroon op de grijze haren zette, gevlochten uit bloemen die op den beklasten vloer van een verdacht huis waren achtergelaten.
Van Lennep had iets zoodanigs niet noodig om zijne schriften te doen lezen, zoomin als hij noodig had, vroeger, offers te brengen aan de onverdraagzaamheid jegens de katholieken en ook jegens de Belgen van 1830 - die hem nadien zeer beleefd het ridderkruis toezonden, zonder acht te slaan op het geschrevene - en hij ware oneindig grooter en populairder geweest zonder die toegeving aan den tijdgeest.
Vijftien of twintig jaren geleden moest in een hollandsch roman, wilde hij bij de protestanten lezers vinden, onvermijdelijk een moordende Jesuiet, een schakende abt, eene vergiftigende non, een bloeddorstige paus, een klooster vol gruwelen figureeren.
De meesterlijk schrijvende Van Lennep zelf offerde aan die hatelijkheden.
De wind is nu echter wat gekeerd; de moderne richting heeft zich ophare beurt tegen de protestantsche leeraars gekeerd en in de meeste hedendaagsche romans geeselt de nederlandsche schrijver nu de orthodoxie, de tegenstrijdigheden en wat dies meer zijner eigene dominees.
Ik heb u nog veel indrukken, hoe vluchtig ook, over het oude Nederland te vertellen, ik stel mij voor dit in eene volgende kronijk te doen.
Yours.