was het als zag men het water zich door sluisdeuren heendringen, zoo stroomde de dichte massa de kerk binnen. Het is niet goed te berekenen hoeveel menschen de Messa Novella bijwoonden, doch men zegt algemeen dat het getal 40.000 niet overdreven zijn zal. Ik zal niet in bijzonderheden treden over de versiering der basiliek, doch meen niet te mogen zwijgen van twee reusachtige bouquets bestaande uit witte en roode camelia's, van niet minder dan vier ellen in doorsnede.
Het was half acht ure toen de H. Vader in de kerk verscheen. Ik moet u bekennen dat mijn gemoed vol werd van zalige aandoening toen ik hem op dat oogenblik zag, als omstraald met hemelsche blijdschap en met den onvergelijkelijken glimlach om den mond, die het dogma der onbevlekte ontvangenis uitgesproken en de dwalingen van den modernen tijdgeest veroordeeld heeft.
De Paus knielde lang voor het altaar van het H. Sacrament neder en ging toen het H. Misoffer opdragen, om God te danken voor Zijne buitengewone zegeningen. Men vond daarbij tegenwoordig het Heilig Collegie, de bisschoppen, de verschillende hooge Collegies, de generaals der klooster-orde, de koninklijke familie van Napels, den gemeenteraad der stad en tallooze geestelijken. Ik heb nooit in St. Pieter zooveel innige godsvrucht gezien als op het oogenblik der Consecratie, toen de Paus het H. Sacrament ophief. O, de gebeden die toen voor hem gestort werden, zullen voorzeker doorgedrongen zijn tot voor Gods troon.
Na de nuttiging heeft de Opperpriester aan een aantal geloovigen de H. Communie uitgereikt, en toen de H. Mis geëindigd was werd door hem met krachtige welluidende stem het Te Deum aangeheven. Er heerschte eene doodelijke stilte; met ingehouden adem luisterden de geloovigen naar de stem, die zoeter, aangenamer dan ooit in hunne ooren klonk, doch nauwlijks waren die heerlijke tonen weggestorven of het gemoed ontlastte zich en uit den boezem van duizenden en nogmaals duizenden weêrgalmde het in de onmetelijke ruimte van de basiliek. Te aeternum Patrem omnis terra veneratur. Tibi omnes angeli, tibi coeli et universae potestates.
Grootscher schouwspel heb ik nooit bijgewoond. Ik zag rondom mij en in aller oogen blonken tranen, tranen van verrukking en zaligheid, zooals de aarde ze slechts zelden ziet. Een Romein, die naast mij stond, drukte mij de hand als wilde hij zeggen: gij zijt wel een vreemdeling, maar het geldt ons beider Vader. Het italiaansch gemoed weet zelfs in de kerk geene aandoeningen te smooren.
Na het eindigen der plechtigheid, toen de massa zich over het plein verspreidde, hoorde men uit duizenden keelen het leve Pius IX! weêrgalmen. Een mijner duitsche vrienden nam mij ter zijde en vroeg of ik met hem naar Sta Maria dell' Anima ging. ‘Wat is daar te doen?’ vroeg ik.
‘Gij zult er al mijne landgenooten vinden. Ten elf ure heeft eene solemneele Mis plaats en Moufang zal de feestrede houden.’
‘De kanonik uit Mentz?’
‘Dezelfde.’
‘Is hij wezenlijk een groot redenaar?’
‘O ausserordentlich!’
Ik zag mijnen vriend glimlachend aan; men weet dat de Duitschers nog al eens overdrijven. Ik nam echter zijn voorstel aan, en wij besloten gezamenlijk te ontbijten en dan naar dell' Anima te gaan, door de Duitschers de National Kirche genaamd. Daar vond ik inderdaad schier al de Duitschers vereenigd, die zich op dat oogenblik te Rome bevonden. Mgr. Schwetz uit Weenen celebreerde. Mijn vriend had inderdaad ditmaal niet te veel gezegd: de kanunnik Moufang is een groot redenaar. Tot tekst had hij de laatste woorden des Zaligmakers gekozen: ‘Zie, Ik ben bij u alle dagen tot aan het einde der wereld;’ hij zeide o.a. ‘Sedert achttien eeuwen gaat de belofte van Christus voor alle oogen die zien willen in vervulling, doch zij treedt bijzonder op den voorgrond in stormachtige tijden, door de keus van mannen aan wie God de gepaste leiding zijner Kerk toevertrouwt. Zoo schonk God den H. Sylvester aan de Kerk tijdens den beslissenden strijd tusschen het Christendom en het Heidendom; toen tijdens de volksverhuizing de wilde horden zelfs het middenpunt de Christenheid bedreigde, stond de H. Leo op; toen het licht der christelijke beschaving in barbaarschheid dreigde onder te gaan, zond God den H. Gregorius den Groote; toen de zedeloosheid en lichtzinnigheid zelfs het heiligdom de Kerk waren binnengedrongen, den H. Gregorius VII; bij den overgang tot het moderne tijdperk den H. Pius V; in het begin dezer eeuw, tijdens de onrechtvaardige berooving en overweldiging der Kerk, den vromen Pius VII, wiens onwankelbaar geduld het overmoedige despotismus overwon.
‘Ook wij leven in een gevaarlijken en stormachtigen tijd. De gansche wereld ligt in gisting en ontbinding, en het schip der Kerk, dat even als de ark van Noë tijdens den Zondvloed, bestemd is om de uitverkorenen te redden, kan natuurlijk niet onaangevochten blijven van de stormen en golven, die de maatschappelijke orde met ondergang bedreigen. Doch juist daarom is het roer van het schip aan de handen van een man toevertrouwd, die de Voorzienigheid met al de krachten heeft toegerust, welke in dien gevaarlijken strijd noodig zijn. Die man is Pius IX.’
De Duitschers kunnen er zich inderdaad op beroemen dat zij in hun National Kirche het Pius-feest luisterrijk gevierd hebben.
Na den middag stroomde alles weder naar het plein van St. Pieter: men wist dat de H. Vader zich daar aan het volk vertoonen en den zegen geven zoude. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat er 300.000 menschen bijeen waren. Men kan zich daarvan in uw land nauwlijks senig denkbeeld maken. Verbeeld u dat al de inwoners van twee of drie uwer steden op één plein vereenigd zijn, en gij zult u gemakkelijk kunnen voorstellen welk een oorverdoovend gejuich er opsteeg, toen de verheven jubilaris op het balcon van St. Pieter verscheen. Rome heeft nooit blijder jubeltonen gehoord, nooit grooter geestdrift bijgewoond. Er waren menschen uit verschillende landen bijeen, zij spraken verschillende talen; de een was niet in staat met den ander een woord te wisselen, doch dezelfde kreet: Viva Pio Nono! vloog jubelend van aller lippen.
Door een choor van 600 zangers werd eene hymme uitgevoerd, voor die gelegenheid gecomponeerd, doch er ging veel van verloren; zulk eene groote geestdrift is niet oogenblikkelijk af te koelen. Slechts één oogenblik werd alle geluid in den boezem gesmoord, toen namelijk Pius IX zijn zegen schonk aan de 300.000 menschen die daar voor hem geknield lagen; doch uauwlijks was ook het Amen over zijne lippen gegleden, of de handen die het kruisteeken hadden gemaakt stegen naar boven, en op nieuw en zoo mogelijk nog luider en met meer geestdrift stegen de jubelkreten: leve Pius IX! leve de Paus-Koning! ten hemel, en toen de Paus reeds lang in zijne vertrekken teruggekeerd was donderde het nog over de zeven heuvelen Viva Pio Nono!
Mijn duitsche vriend vertelde mij dat zich verscheidene Florentijnen en zelfs leden van het italiaansch Parlement bevonden. Als dat waar is zullen zij gemakkelijk eene vergelijking hebben kunnen trekken tusschen den roover-koning en den Paus-koning, tusschen hun lot en dat der Romeinen, tusschen de jubelkreten, die bij het paleis van Pius IX weêrgalmen en de jammerkreten, die zelfs door de muren van Victor Emmanuel's paleis heen dringen.
Ziedaar eene zwakke schets van hetgeen ik op den gedenkwaardigen 11 April van het Concilie-jaar heb ondervonden en bijgewoond. Dat de geestdrift den ganschen dag en vooral bij de schitterende illuminatie bleef heerschen zal ik wel niet behoeven te melden. Ik mag echter niet verzwijgen dat de H. Vader dezen morgen het H. Misoffer heeft opgedragen in het gesticht Tata Giovanni, alwaar hij, eene halve eeuw geleden voor de eerste maal het offer des Nieuwen Verbonds opdroeg. Het was zijn uitdrukkelijk verlangen dat daarbij alleen de weezen tegenwoordig zouden zijn; waarschijnlijk wilde hij zich in den geest geheel in dat tijdstip verplaatsen. Wat moet er in de ziel van den grooten, den verheven, den van liefde voor de menschheid blakenden Opperpriester zijn omgegaan bij de gedachte aan de stormen die sinds eene halve eeuw over zijn hoofd zijn gegaan.
Moge de Voorzienigheid nog vele jaren het leven van Pius den Groote sparen, tot heil en steun van de Kerk en de maatschappelijke orde.