De Koning onzer Eeuw.
Wie toch is die eedle grijsaard
Dien ik hier zie afgebeeld,
Met dien zoeten zachten glimlach
Die om zijne lippen speelt?
Met die vriendlijk lachende oogen,
En die haren, wit als sneeuw?
't Is de Koning onzer Eeuw!
't Is de groote Pius Negen
Dien 't verteederd oog aanschouwt,
Wien, Gods Heilge Kerk ten zegen,
Petrus scheepje is toevertrouwd;
Die, door stormen en gevaren
Rustig bij het bangst geschreeuw,
Kalm trotseert de woeste baren.
't Is de Koning onzer Eeuw!
't Is op aard Gods Plaatsbekleeder
De opperpriester van Gods Kerk.
Zwak, zachtaardig, goed en teeder
Maar ook moedig, groot en sterk;
Liefdrijk voor wie Hem beleedigt
Maar ook vreeslijk als de leeuw
Waar hij Godes recht verdedigt.
't Is de Koning onzer Eeuw!
Hoed mijn lam'ren, weid mijn schapen!
Sprak tot Petrus eens de Heer.
Met den herderstaf als wapen
Houdt hij trouw dat woord in eer.
Satan zal hem wakend vinden,
Waar hij tracht, de helsche leeuw,
's Heeren kudde te verslinden.
't Is de Koning onzer eeuw!
Zie den kerker hem betreden,
Hoe zijn oog van liefde straalt
Voor de kindren zijner beden,
Zie hun woeste harten breken
Waar ze een grijsaard blank als sneeuw
Als een Engel hooren spreken.
't Is de Koning onzer Eeuw!
Maar dat oog, dat zacht en boeiend
Aller harten tot zich trekt,
Is van eedle gramschap gloeiend
Als zijn arm is uitgestrekt,
Om het vonnis uit te spreken
Over 't valsche marktgeschreeuw
Dat der waarheid recht wil breken.
't Is de Koning onzer Eeuw!
Zie hem aan het bed der smarten
Hoe hij daar, schier onverpoosd,
Meester over aller harten,
Zijn geliefde kindren troost
Hoor daâr, hoe die dappre helden
Kloek en moedig als de leeuw,
Al de liefde en goedheid melden
Van den Koning onzer Eeuw.
Zie de geestdrift 't volk bezielen
Als zijn aanblik hen verblijdt;
Zie hoe allen nederknielen
Armen, rijken, als om strijd.
Zegen ons, o heilge Vader!
Zoo weergalmt hun blij geschreeuw,
Vorst en bedelaar te gader,
Tot den Koning onzer Eeuw.
Heilge Vader! Uwe grootheid
Doet onz' harten slaan van vreugd.
Alles roemt U, zelfs de snoodheid,
Zelfs de vijand prijst Uw deugd.
Mocht gevaar U weêr omringen
Snellen moedig als de leeuw,
Duizende eedle jongelingen
Tot den Koning onzer Eeuw.
Lieve Jesus! spaar zijn leven
Uwe heiige Kerk tot vreugd
Wil hem hier op aard reeds geven
't Heerlijkst loon voor zóóveel deugd.
Wil zijn werk reeds hier bekronen
En die ziel zoo blank als sneeuw
Eenmaal eeuwig ook doen tronen
Als de Koning onzer Eeuw.
Ziedaar een stem uit het volk die zich gerust mag mengen met de gouden harptonen, die op den gedenkwaardigen 11en April over de gansche aarde weêrklinken. Wij hebben de dichteres, die bij al haar aardsch leed voedsel voor hart en geest zoekt in de dingen die niet van deze wereld zijn, als een geringe blijk onzer dankbaarheid, onder de inteekenaren der Illustratie opgenomen, en haar ook het portret van den H. Vader gezonden, dat haar met zulke verhevene gedachte bezielde.
Inderdaad, er stijgt op den gedenkwaardigen 11en April over de gansche christen-wereld slechts één juichtoon ten hemel en daarvoor hebben wij gemeend aan die heerlijke gebeurtenis een afzonderlijk nommer te moeten toewijden. Het is bekend dat Pius IX op dien dag zijn zegen aan de gansche wereld schenkt. Wij hebben dat verheven, dat plechtig oogenblik aanschouwelijk voorgesteld. Wij zien hoe de Opperpriester zijn handen uitstrekt om den zegen des hemels over allen uit te storten, ook over hen die hem miskennen en vervolgen. Wij hebben ook gemeend de goede pers, die met Gods hulp zulk een krachtig wapen kan zijn tegen de vijanden der Kerk, bij het huldebetoon voor den verheven Jubelaris eene plaats te mogen geven. Zij staat met den opgeheven kruisbanier in de nabijheid van het Vaticaan, waarvan zij haar licht ontvangt, terwijl de woelingen der slechte pers, onder inblazingen van satan op den achtergrond zijn voorgesteld. De goede en getrouwe pers, bewust van de zware taak die op haar rust, vraagt mede den zegen van den Opperpriester, om met dien zegen toegerust, als vernieuwd van krachten den strijd voort te zetten.
En bij dit jubelfeest, dat niet slechts een feest is voor den beminden Pius maar voor de gansche Kerk, kunnen wij onmogelijk onze dappere Zouaven vergeten, die met hun geld en goed, niet slechts hunne toekomst, maar hun bloed en leven voor den Paus-Koning en voor de Kerk hebben gegeven. Wij hebben hen aan de voeten van den H. Vader voorgesteld op het oogenblik van den heldhaftigen strijd, die de geheele wereld met verbazing heeft vervuld. Wij willen nog eens aan hen denken die in dien strijd het leven gelaten hebben en thans in den hemel wellicht mede juichen en bidden, voor hem, dien zij zoo vurig beminden. Wij laten een engel bloemen strooien op hun graf dat verre van hun vaderland maar in de nabijheid van de plaats ligt, waar hun geloofsijver hun heentrok, en waar hunne namen en daden nimmer zullen worden uitgewischt. Wij hebben ook het portret willen leveren van den dapperen kolonel Allet, die de Zouaven in den slag bij Mentana heeft aangevoerd en met zijn: ‘Voorwaarts mijne kinderen, het is voor Pius en voor de Kerk,’ de geestdrift der edele jongelingen tot schier bovenaardschen moed deed stijgen.
Bidden wij dan bij dit heuglijk feest vuriger dan ooit voor het heil der Kerk en voor den jubelenden Opperpriester, en roepen wij met de gansche Christenheid: leve Pius IX! leve de Paus-Koning!
In België, niet alleen is in de kerken, maar ook buiten deze is het gouden jubelfeest van Pius IX in vele gemeenten, op eene treffende wijze, door het uitsteken van Pauselijke vlaggen en het illumineeren der huizen plechtig gevierd.