[Nummer 33]
Het gouden jubelfeest van onzen Heiligen Vader Pius IX.
Sedert geruimen tijd heerschte in de gansche katholieke wereld eene buitengewone geestdrift, eene geestdrift die getuigde van levend geloof, van onwankelbaren trouw aan de Kerk Gods, van kinderlijke liefde en bewondering voor den Stedehouder van Christus, voor den Paus-Koning. In alle werelddeelen, overal waar het woord des Heeren is doorgedrongen, bereidde men zich voor om een feest te vieren zooals de aarde zelden heeft gezien: het gouden priesterfeest van een der grootste, zeker den meestbeminden der Opperherders, die sedert de stichting der Kerk over de kudde des Heeren gewaakt hebben.
Even als elk rechtgeaard kind zijne vreugde aan den dag legt, wanneer zijne ouders het gouden bruiloftsfeest vieren, zoo ook doortintelt alle kinderen der Kerk een gevoel van blijdschap en verrukking, nu de beminde Vader der geloovigen het zeldzaam feest van zijn gouden priesterschap viert. Die blijdschap gaf zich reeds vóór langen tijd allerwege lucht. Hier vereenigde men zich om het gouden jubelfeest grooten luister bij te zetten, ginds werden liefde-offers ingezameld of duizenden handteekeningen geplaatst onder gelukwenschen, die den verheven jubilaris moesten worden overhandigd, en op elke plek gronds die een altaar draagt stijgen op den gedenkwaardigen 11en April onder het Misoffer juichtonen, jubelzangen en heilbeden ten hemel.
Allet, kolonel der pauselijke Zouaven.
Ook wij hebben gemeend aan die