Allerlei.
Het revolver-kanon
Het schijnt dat de uitvinding van het buskruit onmiddellijk aanleiding gaf tot de uitvinding der vuurmonden. Reeds in 1340 bij den slag van Crécy, maakten de Engelschen gebruik van zes stuks kanonnen en de schrik, dien zij inboezemden, bepaalde de zegepraal te hunner gunste. Volgens Gibbon, zouden de Chineezen reeds in de dertiende eeuw het gebruik der moderne artillerie gekend hebben. Wat er van zij, de nieuwe werp-machines waren slechts buizen, - aan de eene zijde open en aan de andere gesloten - waardoor het ontplofte kruit het projectiel vooruit dreef. Deze nieuwere artillerie, van zulk eene groote eenvoudigheid, had langen tijd noodig om zich te volmaken en men zag dikwijls catapulten en stormrammen met haar concurreeren in beroemde belegeringen, als bijv. die van Rhodes en van Constantinopel.
De eerste vuurmonden droegen den algemeenen naam van bombarden; men noemde ze ook vuurstokken. Zij waren van plaatijzers met ijzeren banden beslagen; naderhand maakt men er eene soort van ijzeren tonnen van, waarvan de duigen sterke ijzeren staven waren; maar de weinige hechtheid van die constructie deed deze spoedig verlaten en achtereenvolgens fabriceerde men de kanonnen in gegoten of gesmeed ijzer of in brons. De kieine bombarden waren van gesmeed ijzer en droegen den naam van handkanonnen. De bombarden wierpen steenen, looden of ijzeren stukken, die evenwel slechts omstreeks 1400 eene bolronden vorm kregen. Van toen af kregen de vuurmonden allengs de tegenwoordige gedaante en zij ontvingen affuiten met raderen, waardoor zij gemakkelijk verplaatst en voortgetrokken werden.
De geheele geschiedenis van het kanonwezen hier mede te deelen is wellicht niet zeer aantrekkelijk voor onze lezers, wanneer zij daarbij aan het getal menschen denken, wier vleesch tot voedsel voor dat verdelgingswerktuig gestrekt heeft; evenmin zullen wij thans de verschillende kanonnenstelsels bespreken, zooals het onder de directie van generaal La Hitte vervaardigde getrokken kanon, welks projectiel eene tot toen onbekenden afstand bereikte, en die het fransche leger schitterende overwinningen in Cabylië, Italië en China bezorgde, noch het engelsche Armstrong- en het Whitworth- of het americaansche Rodman-kanon, noch de pruisische achterladers, die het Vauban'sch vestingstelsel hebben doen wijzigen door de proeve bij de slechting der vesting Gulick genomen, noch de wedstrijd der verschillende volkeren en hunne regeeringen om de meest verwoestende werktuigen uit te vinden. Als curiositeit alleen hebben wij eene afbeelding gegeven van het door den americaan Gastling in 1867 uitgevonden revolver-kanon.
Dit batterij-geschut ligt in eene wand-laffette en heeft 6 loopen van gegoten staal, die van voren en van achteren door 2 stalen platen in vaste stelling gehouden worden en een middellijn elk van 1 engelsche duim hebben. Deze zes loopen die elk hun eigen slot hebben, draaien door een zwengel gedurig om de middelbaan en gaan los, wanneer zij in de linie komen. De hoofdeigenschap echter van het kanon ligt hierin dat het aan de achterzijde geladen wordt. De met een metaal hulsel omgeven kardoezen worden aan de achter-schijf van den grooten cylinder ingelegd en geraken door eene vernuftige inrichting bij de zwengeldraaiing in den loop. Zijn ze daar, dan wordt door de voortgaande beweging van den zwengel, de ontploffingstof, die zich aan achtereinde der kardoezen bevindt, door een piston ontbrand. De projectielen zijn deels spits, deels rond. Er kan onophoudelijk mede gevuurd worden en de batterij kan 80 tot 100 schoten in één minuut werpen. Daar zij geenen terugloop heeft, wordt zij vooral tot verdediging van bruggen en bressen dienstbaar. Ook mist het kanon, wanneer eenmaal goed gericht, zijn doel niet meer, werkt nog wanneer eenige loopen beschadigd zijn en men kan ze zijwaarts richten en aldus de geheele linie van een bataljon bestrijken. Vijf van zulke kanonnen zijn reeds tegen de Indianen in gebruik en 100 andere in fabricatie.