De hoogere schilderkunst.
De drievoudige grondslag, waarop de wijsbegegeerte der kunst moet rusten, is God, de Mensch en de Natuur; drieledige echter onverdeelbare samenstelling, waaruit de draden der schoonheidsleer moeten geweven worden. God is de ziel der ziel, de ziel is de ziel des lichaams. het lichaam is een meesterstuk in de Natuur. God, de Mensch en de Natuur vormen dus te zamen een gemeenschappelijk en goddelijk leven. Talrijk zijn de aphorismen die aantoonen, hoe 's menschen geest immer gestreefd heeft om door zich zelven het goddelijk denkbeeld van oneindigheid en volmaaktheid terug te vinden, hoe de verbeeldingskracht, het verstand en het zelfbewustzijn beproefd hebben den Schepper van het heelal, den Onzichtbare, eene gedaante te geven.
Het ware katholiek stelsel der schoonheidsleer verbindt aan de Natuur, de betrekkelijke eigenschappen van God en den Mensch. Het is die edele drift naar het hoogere, dat het vernuft eene leiding en bestemming geeft ter bevordering van deugd en zodelijkheid. Hoe treurig ziet het echter in dit opzicht niet uit! De heerschende geest der volkeren, de democratie, schijnt ook op de kunst zijn verderflijken invloed te hebben uitgeoefend. Het paleis heeft voor de hut, de staatszaal voor de schuur en achterkeuken, de kerk voor het bierhuis, de aanbidding Gods voor de walgelijke Bachus-slemperijen moeten plaats maken. Het katholieke stelsel der aestetick, zegde ik, is het eenige redmiddel voor die kunst-verbastering, dat vulgaire realism.
Zichtbare vormen zijn de taal en dikwijls het ware lichaam van onzichtbare waarheden. Het licht der zon in de uitwendige schepping is het natuurlijke zinnebeeld van het licht der waarheid in den geest - en de duisternis der nacht schetst de schaduwbeelden der duisternis van de zonde op het geweten. Nu, het naturalism, waarin thans de kunst wroet, vindt zijne rechtstreeksche tegenstelling in die wijsbegeerte, die bovenzinnenlijke wetenschap, die niet den gevallen mensch met zijne ondeugden en hartstochten tot model kiest, maar den mensch zoo als hij zuiver uit des Scheppers hand te voorschijn trad met zijne hoogere bestemming op het edel gelaat geteekend.
Het catholicism bezit in zijn Stichter, het goddelijke met het menschelijke vereenigende, de schoonste type voor den kunstenaar: den God-Mensich. De waarlijk groote mannen der nieuwere duitsche schilderschool, Cornelius, Overbeck. Führich en meer anderen, als bezield door het catholicism, plaatsen in hunne tafereelen het vleesch onder de heerschappij des geestes. Overbeck en zijne leerlingen wilden in elke schilderij, eene ziel schilderij zien. De poëzie der kunst verblijft in 's hoogere sfeeren, zoo vindt men iets bovenaardsch - iets droomerigs zou de realist zeggen - in de kunstvoorbrongselen van de zoo even genoemde mannen. Geen tusschenweefsel van het aardsche realism vindt men bij hen; wij erkennen in hen die heldere schoonheid en die vlekkelooze goedheid der hemelsche kringen.
's Menschen geest is eindig. Hoe zal nu de godsdienstige kunst het rijk der oneindigheid betreden, dat tot haar gebied behoort? Hoe zal zij spreken van de eeuwigheid, die haar erfdeel is? Hoe kan zij aan hare werken de volmaaktheid geven, hoe kan zij in een goddelijk gewaad kleeden hetgeen nooit oog gezien heeft en toch waarnaar de ziel streeft? Dit voor de kunst gewichtige vraagstuk hebben de godsdienstige kunstenaars, zoo even genoemd, krachten op te lossen. De volmaaktheid zullen zij nooit bereiken, of de glorie des Heeren of der Zijnen moest hen even als aan Fra Angelico in een vizioen geopenbaard worden. De kunstenaar echter, die zijn penseel alleen der Godheid wijdt, is dagelijks in gemeenschap met haar. De dichter en de schilder hijgen naar de goddelijke volmaaktheid, maar de Godheid, die zij aanbidden is niet de vergoding van het verstand, zij is de alomtegenwoordige Godheid, die het heelal met haar wezen vervult. De Natuur, de Mensch en God is het drietal dat de hoogere gunst bestraalt. De Natuur is door God geschapen, de Mensch ook komt uit Zijne scheppende hand. De Schepper, de Natuur, het macrocosm, en de Mensch, het microcosm, maken dus, zooals wij boven zegden, de drieledige grondslag der kunst uit.
De discipelen op den weg naar Emaüs.
Joseph Führich, een historisch schilder, van wien wij reeds in ons vorig nummer een tafereel, voorstellende 's Heeren begrafenis, mededeelden, is de leidende vertegenwoordiger der door ons besprokene hoogere kunst. Hij werd te Kratzau in Boheme geboren in het jaar 1800. Führich ontving zijne eerste kunst-opleiding te Praag. Ondersteund door graaf Clam-Gallas en vorst Metternich, voegde hij zich bij de algemeene kunstbedevaart naar de Eeuwige Stad, die de opperzetel en van het catholicism en van de kunst is. Met Schnorr, Veit, Koch en Overbeck nam hij deel aan de versiering der Villa Massimi, alwaar hij in fresco Tasso's Jerusalem illustreerde. Zijne liefde voor de romantische kunst maakte spoedig plaats voor zijne algeheele toewijding aan het godsdienstige genre, waarvan Overbeck als de monarch gevierd wordt. 's Mans leven is zoo vruchtbaar geweest in kunstproducten, dat eene enkele opnoeming reeds te groot voor ons bestek zou worden. Zijne verdiensten werden dan ook alom gewaardeerd. Te Weenen werd hij professor en van de Muncher-academie was hij lid. In 1861 werd hij door den keizer van Oostenrijk tot den Ridderstand verheven.
Bij het plechtige paaschfeest, dat heden de Kerk viert, hebben wij ook de Belgische Illustratie willen opluisteren, door twee zijner tafereelen, die betrekking hebben op dit voor ons zoo heugelijke feest der opstanding des Heeren. - Het eene stelt voor de Emmaüs-gangers door Christus dien zij niet herkenden aangesproken, het andere de verrezen Christus, aan zijne Moeder verschijnende. Beide tafereelen illustreeren hetgeen wij boven zegden van het edele der hoogere kunst.
Duitsche kunstbeoordeelaars vinden in de tafereelen van Führich diepzinnigheid, grootschheid, schoonheid en godsdienstige uitdrukking. Hij teekent met adel van gedachte, hij schildert in den mystieken geest van het katholiek geloof. Eenigen verwijten den kunstenaar gebrek aan kracht en bezieling; de passieve deugden geven aan zijne karakters de bevalligheden der onderwerping; maar de actieve krachten outbreken. Wij laten de kritikers hun oordeel zeggen. Wij meenden echter onzen kunstlievenden lezers het aangenaam oogenblik bereid te hebben, wanneer zij een aandachtigen oogslag werpen op die uitdrukkingsvolle figuren, die de graveerstift in het nummer van heden hun aanbiedt.
De Belgische Illustratie heeft tot een harer oogmerken den schoonheidszin bij hare lezers te ontwikkelen en te leiden Zij wil medewerken om al wat schoon, edel, verheven en deugdelijk is te bevorderen. Op den klassieken bodem van het aloude Vlaanderen vindt zij talrijke gedenkteekenen der hoogere kunst, die getuigen van ons schoonheidsgevoel en onzen godsdienstzin zijn.
't Is eene ontegenzeggelijke waarheid, bij alle volkeren opgemerkt, door hen allen bevestigd, dat 's menschen geest zijnen smaak niet allen vormt maar de algemeene begrippen van het schoone en het voortreffelijke, die als 't ware instinctmatig zijn, maar ook in de hem omgevende omstandigheden, in zijne opleiding en in den landaard, in welks dampkring hij leeft.
Maar.
Een geest door 't logge stof verdrongen Nog nimmer aan zijn zwaarte ontwrongen;
Nooit aan zijn' engen kring ontrukt, Woelt vruchtloos om zich te verheffen Waar hem 't denkbeeldig schoon zou treffen,
En gaat werktuiglijk neêrgebukt.
De meesterstukken der grieksche en romeinsche beitelkunst, door het Wandalisme nog gespaard op Italie's grond, door den kunstminnenden Leon X zoo geestdriftig opgezocht, hebben den Italianen eene school geschonken, rijk aan de gloeiende verbeelding, zoo tierig onder dien zonnigen hemel. De scholen van Rome, Florence en Venetië zijn de herscheppers geweest der klassieke kunst, en hebben de heerlijkste vruchten voortgebracht.
Vlaanderen daarentegen had een eigen terrein voor zijne kunst, afwijkend van dat der italiaansche school. - Het bijzondere eigendom van onze school was de meesterlijke behandeling van de olieverf, het koloriet. Het gebouw van onze nationale school werd overigens opgetrokken door de zeden en huiselijke gebruiken der Vlamingen tijdens den grootsten bloei onzer dichters - het uitsluitend bestudeeren van levende modellen bij gebreken van afgietsels der klassieke vormen en het veelomvattend genie van Rubens, dat de navolgingszucht opwekte. Wat aan gene zijde der Alpen de verbeelding is, is ten onzent de afbeelding.
't Zij de weelderige verbeeldingskracht het ideale afmaalt, 't zij de meer prozaïsche kunstenaar 't reëele op het doek teruggeeft, immer zij het streven der kunst gericht ter bevordering van het schoonheidsgevoel, dat de krachtige hefboom der ware volksveredeling is.