De goede week te Rome.
Losse bladen uit een onuitgegeven reisjournaal.
Palmzondag.
Op dezen dag hield de Zaligmaker, gezeten op het veulen eener ezelin, zijne intrede binnen Jerusalem. Eene groote menigte, naar het verhaal der HH. Evangelisten, spreidde hare kleederen uit, anderen hieuwen takken van de boomen en strooiden ze langs den weg. En de scharen, die vooruitgingen en die volgden, riepen en zeiden: Hosanna den Zoon van David! Gezegend zij Hij, die komt in den naam des Heeren! Hosanna in het allerhoogste!
Gelijk kort na zijne geboorte, bij de aanbidding der herders uit Bethlehem, zoo werd de Messias heden andermaal en op plechtige wijze door de Joden als hun koning erkend en op nieuw het woord bekrachtigd door den Aartsengel tot de H. Moedermaagd gesproken, dat de Zoon, die uit Haar zou geboren worden, op den troon van zijnen vader David zetelen en in eeuwigheid over het huis van Jacob heerschen zou. Deze dag alzoo mocht een dag van verheerlijking, deze intrede binnen de muren van Jerusalem een waren zegetocht heeten.
De hoogopgevoerde geestdrift der trouwelooze en ondankbare Joden duurde echter slechts korten tijd. Weinige dagen later reeds riep hetzelfde volk: Kruisig hem, Kruisig hem, tegen dengene, dien heden zij het ‘Hosanna’ zingend, als hunnen Koning hadden begroet.
De H. Kerk dan ook, als zij in de plechtigheden van haren eeredienst heden dit feit uit de geschiedenis van haren beminden Bruidegom herdenkt, kan zich niet overgeven aan blijdschap en vreugdegevoel.
Het kruisbeeld boven hare altaren blijft met een somberen sluier overdekt, even als op den Passiezondag. In treurgewaad oefent zij al hare plechtigheden uit, en voor de eerste maal draagt zij heden, onder de H. Mis, het dieproerend geschiedverhaal van 's Heeren lijden voor.
Toch heeft de Palmzondag, overeenkomstig zijn bijzonderen naam, een eigenaardig karakter en stroomt er, zou men zeggen, eenig blij gevoel door de plechtigheden van dezen eersten dag der Goede Week.
Er worden namelijk heden palm- of olijftakken, als zinnebeeld van de geestdrift en de blijdschap der Joden, door de H. Kerk gewijd en vervolgens in plechtige processie rondgedragen, om aan den zegetocht des Heeren binnen Jerusalem te herinneren, en ons op te wekken den Goddelijken Zaligmaker als onzen waren en eenigen Koning te erkennen.
De plechtigheden der palmwijding en processie werden, volgens het gevoelen van Paus Benedictus XIV, omstreeks het einde der vijfde of het begin der zesde eeuw in de kerkelijke liturgie ingevoerd.
Te Rome werd de wijding aanvankelijk door een der Kardinalen verricht in de kerk van den H. Laurentius buiten de muren; doch in de St. Jan van Lateranen, het hoofd en de moeder aller kerken, de cathedraal van Zijne Heiligheid werden de palmtakken door den Paus zelven uitgedeeld.
Gedurende vele jaren had later de plechtigheid van dezen dag plaats in de Sixtijnsche kapel, totdat Z.H. Paus Gregorius XVI op de telkens herhaalde en dringende bede der talrijke pelgrims, die de Goede Week jaarlijks in de H. Stad komen vieren, besloot, om voortaan het geheele officie van dezen dag. de wijding zoowel als de processie en de H. Mis, met passende plechtigheid, in de groote St Pieterskerk te houden.
Nadat de H. Vader, op den draagzetel of sedes gestatoria, voorafgegaan door een langen stoet van Kardinalen, Bisschoppen pauselijke Assistenten, de basiliek binnengedragen, op zijnen troon plaats genomen en de handkus, als hulde der Kardinalen, ontvangen heeft, heft het koor aan: ‘Hosanna aan den Zoon van David! Gezegend zij Hij, die komt in den naam des Heeren! O Koning van Israël, Hosanna in den hooge!’ Vervolgens begint de plechtigheid der wijding. De Paus roept de zegeningen der Verlossing in en vraagt, de bepaalde kerkelijke gebeden zingend, dat die Palmtakken het zinnebeeld van Gods genade mogen zijn voor allen, die ze in hunne huizen zullen bewaren.
De palmen van verschillende grootte, naar gelang van de waardigheid en den rang der personen, voor wie ze bestemd zijn, liggen, gedurende de H. Wijding, op eene credenztafel, ter linkerzijde van den troon; drie takken echter, uitstekend door schoonheid en grootte, worden door pauselijke Assistenten, die aan den voet van den troon plaats nemen, in de hand gehouden, na de H. Wijding door den Goeverneur van Rome overgenomen en aan den Kardinaal-deken of aan den oudsten Bisschop uit de nabuurschap der eeuwige stad ter hand gesteld. De eerste tak, in den vorm van een kruis, allerkeurigst bewerkt en met de fijnste bloemen gesierd, wordt door den Kardinaal-deken den Paus aangeboden; de tweede wordt door den Ceremoniemeester aan den Prins-Assistent bij den troon overgebracht, de derde blijft ter beschikking van den H. Vader, en wordt gewoonlijk, gelijk de gouden roos, welke op den vierden Zondag van de vasten ‘Laetare’ gewijd is, aan dezen of genen Waardigheidsbekleeder, welke eene onderscheiding verdient, ten geschenke gezonden.
Middelerwijl zijn de aanwezige leden van het H. Collegie, de Patriarchen, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, gemijterde Abten, de Penitenciers der basiliek, de goeverneur van Rome, de Generaals der verschillende kloosterorden, de Romeinsche Prelatuur, enz. enz. den troon genaderd, om den Palmtak aan te nemen uit de handen van den Paus, die ze, een voor een, van den Kardinaal-deken ontvangt. De Kardinalen ontvangen den Palmtak overeindstaande, kussen dien en 's Pausen hand; de Patriarchen en Bisschoppen doen eene kniebuiging, kussen den tak en het rijke gremiale of schootkleed; alle overigen kussen eerst den voet van Z.H. en vervolgens den Palmtak, dien ze geknield ontvangen.
(Wordt vervolgd.)