De Belgische Illustratie. Jaargang 1
(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijPestalozzi.Ga naar voetnoot1)De onderwijzer, die het verhevene zijner roeping, begrijpt en daarbij Pestalozzi uit zijne geschriften kent, denkt met eerbied aan den in vele opzichten beroemden man, die zoo veel voor het onderwijs gedaan, den onderwijzers zulke schoone voorbeelden gegeven heeft. Maar wie kent Pestalozzi tegenwoordig? Wie kent niet zijne opvoedkundige geschriften? Een halve eeuw geleden, toen hij stierf, kreeg zijn naam in de Nederlanden eene groote vermaardheid en vormden zich vele onderwijzers uit sommige zijner werken, die uit het duitsch vertaald waren; thans | |
[pagina 219]
| |
hoort men niet meer van hem spreken, en ontvangen de jeugdige onderwijzers, zoo zij ze nog ontvangen. handleidingen bij hunne opvoedkundige studiën, waarin alles, behalve het degelijke en waarlijk vormende van Pestalozzi gevonden wordt. Toch leeft Pestalozzi op Neêrlands scholen voort, maar verbasterd, maar vervalscht; het moderne ongeloof, dat met zijn giftigen adem alles bederft, heeft ook Pestalozzi's methode aangetast en die dienstbaar gemaakt aan de bereiking van het doel, dat het zich voorstelt. Het heeft daarom zijn nut aan den ‘grooten’ onderwijzer en diens methode te herinneren. Men geloove echter niet dat wij met een artikel over Pestalozzi alleen voor onderwijzers nuttig willen zijn; het is ook voor ruimeren kring bestemd. Pestalozzi's leven is een les voor alle moeders, zijne methode eene onderrichting voor allen, die, op welke wijze dan ook, met de opvoeding of het onderwijs der jeugd belast zijn. Men ontdekt hier al dadelijk dat wij een stellig onderscheid maken, allereerst spreken wij van moeders. En inderdaad, de geschiedenis van Pestalozzi geeft een strenge les aan de moeders, niet aan allen, maar aan die, hare kinderen verwennen. Pestalozzi, die voor anderen nuttig is geweest, heeft zelf een ongelukkig leven gehad, en dat had hij wellicht alleen aan zijne moeder te danken. Zij beminde hem met eene laffe liefde en stond zelfs toe dat hij slechte boeken las; ziedaar de twee oorzaken van Pestalozzi's ongelukken. Pestalozzi werd geboren op den 12 Januari 1746 te Zürich uit eene niet onbemiddelde protestantsche familie; zijn vader, een geneesheer, stierf, toen onze Heinrich vier jaren oud was. Zijne moeder beminde hem op eene buitensporige wijze; zij mocht den beminden jongeling nimmer uit het oog verliezen en vervulde zijne verlangens, zelfs voor hij ze geopenbaard had. Een traan van den knaap doorsneed haar het hart; die hem eens beleedigd had, kwam niet gemakkelijk weder in hare gunst. Onder zulke omstandigheden groeien de kinderen meestal op tot onverbeterlijke deugnieten en beloonen de liefde hunner moeder met bitter verdriet. Met Pestalozzi was dit niet het geval, maar zijn geest nam een geheel verkeerde richting. Hij werd wat men noemt een droomer; zijn karakter kreeg niet de zelfstandigheid, den mensch in het dikwijls kommervol leven zoo noodzakelijk. Hij leerde alle zaken inzien van hare schoone zijde; de liefde zijner moeder hield voor hem de schaduwzijde verborgen. Zij ruimde de moeilijkheden uit den weg, die zich aan hem vertoonden; zij zag door zijn oog; zij overwoog door zijnen geest; en toen Pestalozzi de wereld intrad, waar hij natuurlijk zijne moeder miste, beefde hij bij iedere schrede, en zijne linkschheid en onhandigheid maakte hem tot speelbal van velen, die hij in verhevene hoedanigheden verre overtrof. Hij had een helderen geest en was van jongs af een denker; zaken, die niemands oog boeiden, hielden hem langen tijd bezig, en hij was niet tevreden, voor hij het verband had gevonden tusschen oorzaken en gevolgen. Hij werd een groot theoreticus; den practicus had zijne moeder in hem gedood. Hij legde zich toe op de godgeleerdheid, deed met roem zijn examen en werd tot predikant benoemd. Maar toen hij zou gaan preeken, kwam zijn zwak voor den dag; nauwlijks had hij eenige woorden gesproken, of hij begon te stotteren, te beven en moest zijn preek staken. Den tweeden keer maakte hij het niet beter, en toen hij een derde maal plotseling ophield, in gedachten verzonk, twee uren bleef staan mijmeren en bij zijn ontwaken zag, dat de kerk ledig was. legde hij zijn ambt neêr en ging zich aan de rechtsgeleerdheid wijden. Maar ook dit duurde slechts een paar jaren, waarop hij zijne preeken, adviezen en uittreksels verbrandde en zich aan de letterkunde ging toewijden. Rousseau, de beruchte fransche philosoof, was zijn geliefkoosde auteur, dien hij reeds aan den schoot zijner moeder had leeren kennen. De Emile, een werk, dat van de eerste tot de laatste letter aan een warhoofd denken doet, bracht den van nature goedigen Pestalozzi op het denkbeeld, dat hij een weldoener zijns vaderlands kon en moest wezen. De schijnschoone theoriën van Rousseau hadden zich geheel van hem meester gemaakt; hij meende dat het pauperisme alleen door onwetendheid ontstond en door onderwijs geheel kon weggenomen worden (wat een ongerijmdheid, eene dwaling is) en besloot zich nu tot weldoener zijns volks op te werpen. Het geld, dat zijne vrouw hem ten bruidschat aanbracht, voegde hij bij het zijne en kocht 80 bunders land. Hij bouwde zich eene schoone woning in italiaanschen stijl en beplantte zijn land met meekrap, na eene compagnieschap aangegaan te hebben met een handelshuis te Zürich. Naast zijn woonhuis verrees vervolgens een landbouwschool, waarin hij zelf onderwijs gaf. Voor het theoretische gedeelte dezer taak was hij wel berekend, maar in de praktijk was hij een vreemdeling, zoodat het gevolg was, dat zijne school niet bloeide en het handelshuis te Zürich zich spoedig van hem losmaakte. Toch gaf Pestalozzi zijn plan niet op; hij werkte nu voor eigen rekening alleen en voegde bij zijne landbouwschool een armenschool voor gewoon lager onderwijs. Hij werd ondersteund door eenige vrienden, en de zaak ging een tijd lang goed; maar de vrienden hielden op bij te dragen, Pestalozzi hield geen rekening, en ten laatste lag de Neuhoff, zoo heette zijn meekrapplantage, onder schulden als begraven. De scholen werden nu opgeheven, en Pestalozzi moest een middel opsporen, om in zijne behoefte te voorzien. Hij begon boeken te schrijven over onderwijs, en deze brachten zijn naam door geheel Europa. Aanvankelijk kleedde hij zijne denkbeelden in dorpsverhalen, die gretig gelezen, ja verslonden werden en voldoende in zijn onderhoud voorzagen. Daarop verliet hij den romantischen vorm en legde zijn geheele onderwijsstelsel in verschillende werken neder. De hoofdbeginselen van dat systeem zullen wij later bespreken. Het zwitsersch bestuur schonk hem nu een afgeschaft klooster te Stanz, en daar vestigde hij zich als onderwijzer uitsluitend van weeskinderen. Zijn hart was met hun lot bewogen, en hij wijdde zich niet alleen aan hun onderwijs, maar ook aan hunne verzorging, aan hunne geheele verpleging. Zijne zelfopoffering in die betrekking kan nimmer genoeg geroemd worden; hij was zoo arm als zijne kinderen, en leed honger en gebrek met hen, want zeer schaars werd in zijn nood voorzien. De fransche revolutie kwam de kinderen aan zijne zorg ontrukken; de fransche scharen verschenen op zwitsersch grondgebied, plunderden en moordden en dreven Pestalozzi uit het klooster om het tot kazerne in te richten. Niemand had medelijden met den man, wien zorgen, verdriet en kommer het haar vergrijsd hadden, of met de ongelukkige weezen, die als schapen zonder herder verstrooid werden. Pestalozzi nam een hartroerend afscheid van hen en troostte hen met de hoop, dat zij elkander spoedig zouden wederzien. Onze gravure stelt dat aandoenlijk afscheid treffend voor. Later bood de fransche regeering hem eene betrekking aan, maar hij weigerde met de woorden: ik heb geen kennis van zaken; ik wil weêr schoolmeester worden. Zoodra het zwitsersche goevernement weder eenige vrijheid kreeg, verwierf het voor hem tegen eene matige huur het kasteel Berthoud in het kanton Bern met de daarbij behoorende gronden, en Pestalozzi ging met nieuwen moed aan het werk; er verrezen verschillende scholen voor weezen en armen, die hij in klassen verdeelde, en wie hij met behulp van eenige door hem gevormde jongelingen onderwees. Later werd de inrichting naar Yverdun verplaatst, waar zij spoedig tot een grooten bloei steeg maar ook weder ras verviel en eindelijk geheel opgeheven werd. De oorzaak van dit en van alle andere ongelukken van Pestalozzi was alleen het gemis aan de noodige practische kennis. Terwijl hij zich met het onderwijs belastte, had het finantiëel beheer in goede handen moeten rusten; helaas, dit noodzakelijk vereischte ontbrak. Nu trok zich Pestalozzi op zijn nog altijd met schulden beladen Neuhoff terug, leefde hier nog twee jaren en stierf, door arbeid en verdriet uitgeput, op den 17 Februari 1827. Wijden wij thans eenige oogenblikken onze aandacht aan den arbeid van Pestalozzi en het doel, dat hij daarmede had. Dit was tweeledig: hij wilde door goed onderwijs in den nood der armen voorzien en - de armoede zelve opheffen. Het eerste was ongetwijfeld goed; immers het onderwijs, onder de hoede van den godsdienst, werkt weldadig op de armen; kan het hen niet altijd uit hun stoffelijken nood opheffen, het heeft het vermogen hun hart te vormen en hen in staat te stellen hunne eeuwige bestemming te bereiken. De armoede door onderwijs geheel wegnemen is echter een onbereikbaar ideaal, dat, helaas, in onze dagen nog zooveel najagers heeft. Zoo lang het woord van Christus waar is: armen zult gij altijd hebben, zoo lang zal armoede bestaan, ook al werd overal onderwijs gegeven, dat niets te wenschen overliet. Wij kunnen hier niet verder over uitweiden, maar raden den belangstellenden lezer aan over dit vraagstuk het keurige werkje van den eerw. Pater van Gestel: Pauperisme en ChristendomGa naar voetnoot1) te lezen. Het onderwijs van Pestalozzi berustte op drie hoofdbeginselen. Het eerste was: Alle onderwijs zij op aanschouwing gegrond. Zijn langdurige ondervinding had hem doen inzien, dat het onderwijs voor het kind onvruchtbaar blijft, zoolang dit met de oogen des lichaams of der ziel de zaak niet aanschouwen kan, waarover gesproken wordt. Vóór Pestalozzi vergenoegde men er zich mede den kinderen allerlei zaken uit het hoofd te doen leeren, zonder daarbij in verklaring te treden. Men vergat dat het kind uit zich zelven geen begrip kan vormen van zaken, die het nooit gezien heeft. Pestalozzi zorgde dat de kinderen zien en daardoor begrijpen konden. Met een stel blokjes gaf hij hun een denkbeeld van hoeveelheid, leerde hen tellen, optellen, vermenigvuldigen enz. Platen, natuur- en kunstvoorwerpen hielpen hem bij de verstandsontwikkeling der kinderen, en door voortdurende aanschouwing leidde hij hen ongevoelig van het bekende tot het onbekende. Maar niet slechts lichamelijke, ook geestelijke aanschouwing wilde hij bij zijn onderwerp. Hij liet het niet bij opwekking maar deed de kinderen de waarheid zijner woorden zien en gevoelen. Hiertoe bediende hij zich veel van verhalen en vergelijkingen. Om hen naastenliefde in te boezemen, verhaalde hij de gelijkenis van den Samaritaan; kinderliefde wekte hij op met de geschiedenis van Tobias; den leugenaar bracht hij tot zijn plicht met het verhaal van de geschiedenis van Ananias en Saphira. Niet alleen de gewijde, ook de profane geschiedenis leende hem overvloedige stof voor zijne verhalen en vergelijkingen, en vooral maakte hij vlijtig gebruik van voorvallen uit het dagelijksch leven en het liefst van die, waarin de kinderen zelf een rol gespeeld hadden. Iedereen zal overtuigd zijn, dat deze manier van onderwijzen de ware is, en tevens kunnen begrijpen, waarom de leerlingen van Pestalozzi hem als hun vader beminden. Het moderne ongeloof heeft al de kracht gevoeld van dit aanschouwelijk onderwijs; in naburige landen is het er niet voor teruggedeinsd den kinderen allerlei onzedelijke voorstellingen onder de oogen te brengen, zoo het heette, om hunne kennis te bevorderen. Gelukkig heeft men het in Nederland nog zoo ver niet gebracht; evenwel mogen wij niet verzwijgen, dat daar in openbare scholen ook hier en daar platen voorkomen, die niet geschikt zijn tot de zedelijke opvoeding van het kind. Het tweede beginsel van Pestalozzi was: de vermogens der kinderen moeten harmonisch ontwikkeld worden. Niet het een moet worden ontwikkeld met verzuim of ten koste van het andere. Het kind moet niet enkel leeren denken, of gevoelen of begeeren; het moet leeren denken, gevoelen en begeeren te zamen. Hart en geest moeten gelijktijdig worden gevormd. Hij, die alleen het hart vormt, maakt droomers en dweepers, terwijl de alleen naar den geest ontwikkelden ongevoelige, trotsche dwazen worden. Pestalozzi wilde dan ook geen godsdienstloos onderwijs; hoewel protestant, zag hij in dat de godsdienst het onderwijs moet leiden, en het laatste nimmer van de eerste mag gescheiden worden. | |
[pagina 220]
| |
Voor den spiegel.
| |
[pagina 221]
| |
Pestalozzi en zijne weeskinderen.
| |
[pagina 222]
| |
Was zijn godsdienst niet de ware, zijn moraal was toch op den godsdienst gebouwd; zij verkwikte het hart der kleinen en had er zoodanigen invloed op, dat het ongeloof er zich later niet gemakkelijk van zou meester maken. Nog eens, helaas! waarom luistert men in dit opzicht niet naar de grootste opvoedkundigen? Waarom wil men zoo veel wijzer zijn dan zij, en met hen verschillen in eene zaak, waarbij zij al de groote geesten, al de diepzinnige denkers van alle tijden aan hunne zijde hadden? Het derde beginsel eindelijk was: de onderwijzer dale af tot het kind. Zeker schoolgeleerde heeft dit beginsel in dezen wensch neêrgelegd: Mochten de onderwijzers toch kinderen worden! Hij en Pestalozzi wilden daarmede zeggen: de onderwijzer moet als hij met het kind bezig is, er niet aan denken, dat hij in kundigheden er zoo verre boven verheven is; hij moet den afstand tusschen hem en het kind zooveel mogelijk pogen weg te nemen. Hij moet spreken, handelen, doen als het kind, diens vormen, diens gewoonten, zelfs diens bijzondere eigenaardigheden aannemen, natuurlijk altijd met de noodige beschaving en den vriendelijken, welwillenden ernst. Evenmin als een nederlander, die alleen zijne moedertaal spreekt, een franschman kan verstaan, begrijpt het kind zijn onderwijzer, wanneer deze geene kinderlijke taal spreekt, wanneer hij niet tot het kind afdaalt. Ook dit beginsel wordt, ongelukkig genoeg, bij het tegenwoordig onderwijs niet altijd in praktijk gebracht. De onderwijzer wil het kind tot zich optrekken, in plaats van zich tot zijn leerling te neigen. Het opvoedend onderwijzen is hier en daar doceeren geworden; en de geleerdste onderwijzer, de man, die de kinderen duizelen doet, wordt menigmaal voor den bekwaamsten opvoeder gehouden. Dat de onderwijzers kinderen zullen worden, hiervan wil onze tijd niets hooren; hij is te trotsch; hij wil zich verheffen, niet zich vernederen. |
|