IV.
Deze beknopte levensschetsen zullen onze lezers wellicht reeds in staat gesteld hebben zich een denkbeeld te maken van het karakter en de waarlijk verhevene hoedanigheden der beide ongelukkige vorstinnen; de graveerstift zal aan de karakterschets toevoegen wat er nog aan ontbreekt.
Het mag als eene merkwaardigheid beschouwd worden, dat van beide princessen met betrekking tot haar karakter hetzelfde kan gezegd worden; zij waren beide niet alleen deugdzaam, vol waren godsdienstzin en hartelijke liefde jegens hare medemenschen en voornamelijk jegens de armen en ongelukkigen, maar zij bezaten ook gelijktijdig eene menigte hoedanigheden, die men gewoonlijk alleen in den man zoekt en daarbij eene onuitputtelijke liefde tot hare koninklijke bloedverwanten. De geschiedenis leert dat het hof van Lodewijk XV volstrekt niet vlekkeloos was, en juist aan dat hof leefden de beide meisjes, voor de deugd gevormd, in de reinste onschuld. Het zedelooze gedrag der hovelingen kon zoomin Elisabeth tot ondeugd brengen als dat van den prins de Lamballe zijn gemalin. De eerste wees de keizerlijke kroon af, en de laatste gebruikte de schatten van den hertog de Penthièvre om wèl te doen. Beiden leefden te midden der vermaken en beoefenden de wetenschappen, als moesten zij zich tot staatslieden vormen; daaraan hadden zij wellicht den scherpen blik te danken, waarmeê zij in de gebeurtenissen drongen. Een aantal brieven van Elisabeth zijn uit de archieven te voorschijn gehaald, waaruit blijkt dat zij den koning menigen nuttigen raad gaf; die brieven vormen eene reeks, die de geschiedenis der laatste jaren van het koningschap en van de eerste der revolutie bevat. Dat de prinses de Lamballe als gezant gebruikt werd, bewijst de waarde, die men haar toekende; dat zij in hare zendingen niet gelukte, de boosheid van Philippe Egalité en de te ver gedreven voorzichtigheid van Pitt.
Als vrouwen van karakter stonden zij den ongelukkigen koning bij tot haren laatsten ademtocht en waagden zelfs haar leven voor hem, dien zij beminden. Toen bij de bestorming der Tuileriën Maria Antoinette zich naar voren drong en uitriep: ‘mijne plaats is aan de zijde des konings,’ drong de prinses de Lamballe haar terug met de woorden: ‘neen, uwe plaats is bij uwe kinderen.’ Toen men haar dwong den eed te doen op de vrijheid, gelijkheid en den haar tegen den koning, de koningin en het koningschap, wilde zij de twee eersten zweren, maar liever sterven dan tot de laatsten te besluiten. Elisabeth gedroeg zich in den kerker, als ware zij de nederige dienstmaagd des konings. Zij voorzag zooveel zij vermocht in alle behoeften, verzorgde met hartelijke liefde den jongen Dauphijn, gaf hem des daags een of meer uren onderwijs en herstelde des nachts zijne kleederen en die des konings. Toen men haar alle scherpe voorwerpen ontnam, beet zij den draad met hare tanden af. Nog grooter werd hare zorg voor den koninklijken knaap, toen men hem zijne ouders ontnomen had; met ijverzuchtige bezorgdheid lette zij op elk zijner schreden, en haar hart brak, toen men hem haar ontrukte.
Nooit werden het geduld, de moed en de andere deugden, waarvan prinses Elisabeth gedurende haar geheele leven, maar voornamelijk in de dagen, die zij in den Tempel doorbracht, op zulke zware proef gesteld als in den avond van den 20 Januari 1793. Nadat de koning, zijn doodvonnis vernomen hebbende, zijne laatste beschikkingen had gemaakt en zich tot des avonds 8 ure met zijn biechtvader, den onverschrokken, nooit genoeg geprezen priester Edgeworth had onderhouden, begeerde hij afscheid van de zijnen te nemen. Zijne familie verscheen in de eetzaal en de koning bracht bijna twee uren met haar door. Wie zal beschrijven wat er tusschen die zoo hooggeplaatste en zoo diep vernederde personen voorviel. Het was een snikken, een weenen, een jammeren, dat op nieuw uitbrak, bij elk woord dat de koning sprak. Men kon hem niet aanzien zonder aan de guillotine te denken, die den besten der fransche koningen zou doen sterven. Moed te toonen en kalm te blijven in zulke omstandigheden zou bijna als onverschilligheid worden aangezien, en toch wist prinses Elisabeth zich zoodanig te gedragen, dat zij de wanhoop belette zich van het hart der koninklijke familie meester te maken en den koning meer getroost den dood deed ingaan. Zij schreide en snikte als alle aanwezigen, maar herinnerde toch Maria Antoinette aan een gelukkig wederzien in de eeuwigheid. Zij sidderde bij de gedachte aan de guillotine, maar wees er op dat zij aan het lijden des konings een einde maakte. Jammerend over het lot van den Dauphijn, die wees ging worden, maakte zij Lodewijk het sterven licht, daar hij de zekerheid had, dat zijne zuster zijne echtgenoote zou bijstaan in de verzorging en verpleging van zijn innig geliefden zoon.
Toen hij tegen 10 ure zijne familie zou verlaten, viel zijne dochter bewusteloos tegen den grond, de koningin en de Dauphijn konden niet van hem scheiden, Elisabeth, hoe haar hart ook verscheurd werd, vond de kracht om moeder en zoon van den hals des vaders te verwijderen. Zij leed, maar zij leed met het geduld en den moed van een heilige.
Maar beider harten waren ook vervuld van waren godsdienstzin, en deze gaf hun de kracht tot hunne edele handelingen. Na den dood van Mirabeau schreef Elisabeth: ‘hij heeft zijn besluit uitgevoerd van in de andere wereld te gaan vragen of men de fransche revolutie goedkeurt; ach, wat moet het voor hem een verschrikkelijk ontwaken, wat moet zijne aankomst in gindsche gewesten gruwzaam geweest zijn.’ Had de bisschop van Beauvais namens de staten van Languedoc haar reeds in 1786 een engel van deugd en vrede genoemd, haar verdediger sprak voor de revolutionaire regtbank: ‘Zij, die aan het Hof het volkomenste beeld aller deugden was, kan onmogelijk Frankrijks vijandin zijn.’ En toen de beul aan haar lijden een einde ging maken, sprak zij met een blos van maagdelijke schaamte op het gelaat: ‘laat toch in 's hemels naam mijn schouders bedekt!’
De prinses de Lamballe gaf haar in innige godsvrucht niet toe: van jongs af had zij eene groote liefde voor het gebed, en menigmaal vertoefde zij uren lang voor het Tabernakel. Zij wist hoe gevaarlijk hare omgeving was en meende zich hiertegen niet beter te kunnen wapenen dan door een biddend opzien tot den Allerhoogste. Het was de godsdienst, die haar zuiver hield in een zedeloos hof, die haar met geduld de kwellingen van een misdadigen echtgenoot deed verdragen, die haar de smarten van haar grijzen schoonvader deed verzachten, die haar kracht gaf om hare plichten te vervullen ten opzichte van het land, dat haar vaderland was geworden, van het Koninklijke Huis, dat haar met liefde en hoogachting behandelde. Nadat men haar lijk de laagste beleedigingen had aangedaan, vond men bij haar de Navolging van Christus, en een prentje, waarop een hart met een doornekroon omringd en met een dolk doorstoken, onder hetwelk geschreven stond: Cor Jesu, salva nos, perimus. Hart van Jesus, red ons, wij vergaan. O dat was dan de laatste zucht van die arme, onschuldige ziel, terwijl zij het lichaam verliet, dat schoon in den vollen zin des woords, weinige oogenblikken nadien, in een afzichtelijken vleeschklomp veranderd was.
Wanneer wij nu bij dit alles nog voegen, dat Elisabeth voor 25000 francs hare diamanten verkocht tot eene bruidschat voor een meisje, dat zij met hare vriendschap vereerde; dat zij alles wat zij bezat tot geld maakte om in den harden winter van 1789 de armen van Parijs voor den hongerdood te beschermen; dat de prinses de Lamballe het goud, dat zij van haren schoonvader ontving, in de hutten bracht; dat er niemand was die beide wezens haatte, en niemand hare nagedachtenis heeft durven bezwalken: dan moeten wij vragen: zijn het menschen of duivels geweest, die haar zulk een vreeselijken dood hebben doen sterven, welke beginselen hebben hen tot die verfoeilijke handeling geleid? En zoo de beginselen der italiaansche revolutie met die der fransche overeenkomen, is men dan niet gerechtigd uit te roepen: wee, wee, Italië! wee Europa!