De ruïnen vertoonen zich, zoodra men den voet op den egyptischen bodem zet, en vermenigvuldigen zich naarmate men het land intrekt. Caïro, zelf een gerestaureerde ruïne, ligt te midden van een vlakte met puinhoopen bezaaid. Deze zijn uit verschillende tijdvakken der egyptische geschiedenis en voelen, vreedzaam naast elkander gelegen, den adem der winden en de hitte der verschroeiende stof- en zandwolken. Onder allen trekken het meest de aandacht de ruïnen van de graven der Califen en die van de stad Heliopolis. De graven zijn uit de Xe tot de XVe eeuw; de stad is uit de grijze oudheid. De eersten zijn vrij wel bewaard gebleven, zelfs zijn er enkele onder, die, op het eerste gezicht, van den tijd niets geleden schijnen te hebben. Het zijn monumenten, die tegelijk het voorkomen van moskeeën en van mausoleums of praalgraven hebben. Zij zijn in den zuiversten arabischen stijl gebouwd; sommigen dier moskeeën hebben voorhoven, door galerijen omringd, en prijken met koepels of minarets (moskeetorens.) De spitsbogige deuren benevens de gewelven zijn met arabesken en beeldhouwwerken overdekt, de muren bekleed met mosaïken en marmer. De mimbars (leer- of preekstoelen) zijn wonderen van houtsnijkunst; balustraden, nissen enz., alles verraadt dat het uit de hand eens meesters is voortgekomen. Moskeeën en graven zijn rijk voorzien van spreuken uit den Koran, en opschriften en titels wijzen de begraafplaatsen der verschillende Califen aan.
Thans worden die eertijds zoo prachtige monumenten bewoond door zwervende Bedouïnen; zij houden in die, welke het minst beschadigd zijn een kortstondig verblijf, wanneer zij na eenen strooptocht uit de woestijn zijn teruggekeerd. De kunstenaar moet van verontwaardiging gloeien, wanneer hij de woeste rooverbenden ziet verspreid tusschen de meesterstukken van arabische bouwkunst, neergehukt op eenen grond met mozaïken en arabesken overdekt.
Slechts een uur gaans is Heliopolis van de graven der Califen verwijderd, maar veertig eeuwen scheiden de twee ruïnen. Wandelt men van het eerste naar de laatsten dan ziet men het leven en den dood, men betreedt de grens der woestijn: aan de eene zijde eene eindelooze zandzee zonder struik of grachten, aan de andere eene bebouwde vlakte, waar dadels en olijven afwisselen met maïs en rijst.
Heliopolis of de stad der zon was een der grootste steden van het oude Egypte en beroemd door zijne priesterschap, Thales van Milete, Herodotus, Pythagoras en Plato kwamen er de taal der hiëroglyphen leeren. Zijn tempel, aan de zon gewijd, was opgericht door Sesostris, een koning uit de 12e dynastie, wiens naam men vindt geschreven op de obelisk, die men tusschen de ruïne aantreft. Deze Sesostris was een groot veroveraar; men ontmoet zijn naam niet alleen op den berg Sinaï, maar ook op verscheidene monumenten in Nubië. De derde Sesostris uit die dynastie bracht de egyptische wapenen nog verder; hij drong tot in het hart van Azië door en werd door zijne onderdanen als een God vereerd; hij is ook bekend onder den naam van Rhamses den Grooten.
Ook uit een bijbelsch oogpunt beschouwd, is Heliopolis merkwaardig; het wordt in het boek Genesis On genoemd en was de hoofdstad van het landschap Gessen, dat aan de kinderen van Jakob tot woonplaats werd geschonken. De dochters van een der priesters van On ontving Joseph tot huisvrouw; zij heette Azaneth en haar vader Petophrah (Putiphar) even als de echtgenoot van de goddelooze vrouw, die den deugdzamen jongeling tot zonde poogde te verleiden. Petophrah wil zeggen die tot de dienst van de zon behoort; een gelijke beteekenis heeft het woord Phrahâ, waarvan wij Pharao gemaakt hebben, den naam dien wij aan de Egyptische koningen geven.
Tijdens haar verblijf in Egypte moet ook de H. Familie in de nabijheid van Heliopolis gewoond hebben, althans men wijst er den reiziger eene bron, wier water eene genezende kracht heeft. Daarin zou volgens de overlevering Maria de kleederen van het goddelijk Kind gewasschen hebben. Ook heeft tot in het begin van het vorige jaar een reusachtige boom de balsemboom geheeten, aan den oever dier bron gestaan; volgens dezelfde overlevering zou die boom daar ontkiemd zijn om Maria schaduw te verleenen, en fijnen balsem opleveren door de kracht des waters. Dit geloof is zoo algemeen in Egypte verspreid, dat de onderkoning op de gedachte gekomen is om den boom onder dien titel aan de keizerin van Frankrijk ten geschenke te geven. Dit deed hij bij gelegenheid van zijn bezoek aan de wereldtentoonstelling te Parijs.
Onder de geschiedkundige herinneringen uit de latere tijden komen vooral in aanmerking de veldslagen van Mansoura en van Heliopolis. Het vlek Mansoura lag voorheen op kleinen afstand van Heliopolis; thans is er nog slechts een vervallen kasteel van overgebleven. Daar had in 1250 de droevige slag plaats, die aan de overwinningen van den heiligen koning Lodewijk IX een einde maakte en hem zelven in Sarraceensche gevangenschap bracht, zooals wij dit vroeger verhaald hebben.
De slag van Heliopolis, in de onmiddellijke nabijheid der ruïne geleverd, had plaats in het jaar 1799; zij wordt door onze gravure voorgesteld. 10,000 Franschen streden onder generaal Kleber tegen 70,000 Turken en bevochten eene luisterrijke overwinning. Bijna alle Turken werden op het slagveld of op hunne vlucht gedood. Wij willen in het kort verhalen wat aanleiding tot dezen bloedigen veldslag gaf.
Generaal Bonaparte kreeg in 1798 den last van het Directorium om Egypte te gaan veroveren. Zijn gewoon geluk vergezelde hem op den tocht, en hij landde in het land der Pharao's toen de Engelschen, de doodvijanden der fransche republiek, nauwlijks iets van zijn voornemen wisten. In verscheidene veldslagen overwon hij de Turken, en had weldra een aanzienlijk gedeelte van Egypte in zijne macht. Daarop verplaatste hij het oorlogsveld in Syrië, overwon aanvankelijk ook hier de Turken, doch werd vervolgens door de omstandigheden gedwongen naar Egypte terug te keeren. Hier vernam hij uit dagbladen, die hem toegezonden waren, den toestand van regeeringloosheid, waarin Frankrijk verkeerde, en keerde onmiddellijk naar Europa, het opperbevel aan generaal Kleber overlatende.
Deze had nu met allerlei moeilijkheden te worstelen; het leger was door de aanhoudende en moeilijke tochten en door de herhaalde gevechten uitgeput en had veel aan getalsterkte verloren; daarenboven naderde de grootvizier langs den weg van Damascus met een leger van 70,000 man. Kleber zag zijn ondergang te gemoet, dewijl hij uit Frankrijk geen hulp kon verwachten; de Engelschen hadden den weg geheel afgesneden. Dus opende hij onderhandelingen met de Turken en, om tot een goed einde te komen, verzocht hij de bemiddeling der Engelschen, hetwelk ten gevolge had dat er te El-Arisch een verdrag tot stand kwam. De Franschen leverden nu, zooals bepaald was, Opper-Egypte aan de Turken over en maakten zich gereed over Caïro het land te verlaten, toen Kleber een brief ontving van den engelschen admiraal Keith, waarin deze hem mededeelde dat zijn gouvernement hem verbood het verdrag uit te voeren, zoo het fransche leger zich niet krijgsgevangen gaf. Kleber maakte in zijne verontwaardiging dezen brief openbaar en riep zijn volk toe: ‘soldaten, gij zult op dezen hoon door overwinningen antwoorden!’
Zijn woord werd bewaarheid; hij behaalde de eene zegepraal na de andere, en de gewonnen slag bij Heliopolis maakte hem weder van Egypte meester.
Slechts één jaar mocht hij zich in zijn geluk verheugen; op den 14 Juni 1799 viel hij onder de hand van een sluipmoordenaar.