Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Berryer.

't Moge laat schijnen om hier nogmaals van den beroemden Berryer, de grootste pleiter van zijnen tijd, te gewagen; doch de naam van dergelijken blijft immer aan de orde van den dag en onze naneven, even als wij nu, zullen nog in hunne boeken en tijdschriften den hooger gemelden naam bespreken. Overigens, in eene verzameling van merkwaardigheden zoo als de Illustratie is, mocht het portret van den grooten rechtsgeleerde, den trouwen aanhanger van het gezag, mochten, kortom de trekken niet ontbreken van den man, die in de gebeurtenissen der laatste jaren, eene zoo belangrijke rol gespeeld heeft, en wiens nagedachtenis men nu nog met een gedenkteeken op zijn graf en een standbeeld te Marseille wil vereeren.

Berryer werd op den 4 Januari 1790 te Parijs geboren en bracht de schitterendste jaren van het eerste keizerrijk op de Hoogeschool door, waar hij zeer veel vlijt studeerde. Nauwlijks had hij zich als advokaat gevestigd, of hij trad als vrijwilliger op en werkte met hen, die gedurende de ‘100 dagen’ de wapenen opvatten, om Lodewijk XVIII op den troon te herstellen. In het jaar 1830 kwam hij in de kamer van volksvertegenwoordigers en schitterde er als politiek redenaar; in 1848 en 1849 behandelde hij tijdens de republiek slechts onderwerpen van financiëelen en administratieven aard. Tijdens den coup d'état behoorde hij tot de afgevaardigden, die, nadat de Kamer ontbonden was, afzonderlijk vergaderden en den president der republiek van zijne waardigheid vervallen verklaarden. Gedurende het tweede keizerrijk wijdde hij zich vele jaren alleen aan zijn beroepsbezigheden en nam eerst in 1863 eene kandidatuur aan van de oppositie, waarop hij in het Wetgevend Lichaam kwam, van hetwelk hij tot aan zijn dood lid gebleven is.

Toen hij zijn einde voelde naderen, liet hij zich naar zijn kasteel te Angerville vervoeren; daar overleed hij op den 29 November jl.

Zijn sterfbed gaf het schoonste bewijs van zijne godsvrucht. Liefdezusters moesten hem in de laatste dagen zijns levens verzorgen; Mgr Dupanloup bracht hem de Sacramenten der stervenden en ontving zijn laatste zucht. De heeren de Falloux, Chateaubriand, de abt Lagranje, beroemde verdedigers van het Catholicism en trouwe zonen der Kerk, omringden zijn sterfbed en brachten hem de vertroostingen van den graaf de Montalembert, den graaf de Chambord en andere hooggeplaatste personen, met en voor wie Berryer geleefd en gestreden had. Mgr. Dupanloup mocht dan ook met recht aan een zijner vrienden schrijven: ‘Zijn dood is een wonder geweest van moed, van godsvrucht, van christelijk geloof. God zal hem in Zijne barmhartigheid ontvangen. Hij zal zijn vriend Pater Ravignan weêrzien, wiens verdediger hij was, zoowel als van de godsdienstige belangen, die de Kerk dierbaar waren.’

Berryer werd voornamelijk door twee beginselen beheerscht naastenliefde voor de balie, gezag in het Wetgevend Lichaam. De graaf van Chambord, laatste telg uit het Huis der Bourbons, beschouwde hij als de wettige koning van Frankrijk. Dat gevoelen verborg hij niet, maar verkondigde het aan de geheele wereld. Van jongs af streed hij voor de Bourbons, werd er voor vervolgd door de revolutie, het huis van Orleans en de Napoleonieden, maar niets kon zijn gevoelen aan het wankelen brengen. Het herboren Frankrijk onder den graaf van Chambord was zijn ideaal, en hij is de eeuwigheid ingegaan met de vaste hoop, dat het verwezenlijkt zal worden. Voor zijn sterven zond hij hem den volgenden brief, gedateerd 18 November 1868.

‘O mijn koning, men zegt mij dat mijn laatste uur daar is. Ik sterf met droefheid daar ik de zegepraal uwer erfelijke rechten niet heb mogen aanschouwen, tot heiliging van de vestiging en ontwikkeling der vrijhe-

[pagina 200]
[p. 200]

den, waaraan ons vaderland zoo groote behoefte heeft. Ik breng die vurige wenschen naar den hemel over voor Uwe Majesteit, voor H.M. de koningin en voor ons geliefd Frankrijk.

‘Opdat deze mijne gebeden bij God des te eerder verhooring mogen vinden, verlaat ik dit leven, voorzien van al de hulpmiddelen van onzen heiligen godsdienst.

‘Vaarwel, Sire, moge God u in zijne bescherming nemen en Frankrijk redden.

 

Uw getrouwe onderdaan

Berryer.’

Het beginsel der legitimiteit en des gezags deed hem dikwijls tot strijder voor de rechten der Kerk optreden en mocht hij al in sommige opzichten staan tegenover den orleanist Thiers, in eerbied voor het gezag was hij volkomen overeenstemmend met hem. Zoo min als de een wilde ooit de ander den knie voor Napoleon buigen, en die onverzettelijkheid deed de wereld verbazen, toen Berryer, in 1854 tot lid der fransche Academie benoemd, het gebruikelijke bezoek bij den keizer niet wilde afleggen. Voor hem bestond geen Napoleon; hij kende alleen den graaf van Chambord als het hoofd van den Staat, dat door de revolutie, ofschoon slechts tijdelijk, verdreven was.

Kon het oog de toekomst eens indringen en zien of de hoop van den stervenden Berryer eens verwezenlijkt zal worden!

Berryer was een vriend van ongelukkigen, tot welke partij zij ook behoorden. Wij hebben reeds namen genoemd, en deze toonen de waarheid van ons gezegde. Voor de balie hield Berryer op, legitimist te zijn. Daar erkende hij in den rooden revolutionair, in den bonapartist, in den orleanist slechts een ongelukkige, die gered moest worden. Al het belang zijner partij verdween op den achtergrond. Hij had veel geleden van de Bonaparten, en hij trad in 1840, toen een Napoleon den Staat had willen overrompelen, tot zijne verdediging op. Gedenkwaardig is de rede, die hij toen uitsprak, en waarin geen schijn van haat merkbaar was. En zoo heerlijk en talentvol was zijne verdediging, dat prins Napoleon zou zijn vrijgesproken, indien de staatkunde Louis Philippe niet had genoodzaakt, hem naar het kasteel Ham te verbannen.

Voor de balie, daar was Berryer in zijn element, daar sprak hij met al het vuur, dat de naastenliefde in een talentvollen spreker kan opwekken. Eer en roem behoefde hij niet; hij bezat ze reeds toen hij nauwlijks den jongelingsleeftijd verlaten had, maar de redding van ongelukkigen, hunne mogelijke verbetering, zoo zij misdadig, hunne vrijspraak, zoo zij onschuldig waren, dat was het heilig doel, waarvoor de wereldberoemde redenaar sprak en pleitte.

Hoe groot de talenten en de begaafheden van Berryer waren, die meer dan 50 jaren de eer der fransche balie en sedert 1850 deken der advokaten was, blijkt uit het volgende, waarvan wij echter de waardeering geheel aan de beoordeeling van den lezer overlaten:

Een vriend had hem een belangrijk geding opgedragen, dat zoowel een kwestie van eer en eerlijkheid als van persoonlijk belang betrof. Door vriendschap en plichtgevoel gedreven, beloofde Berryer die zaak met zorg te bestudeeren; doch drie of vier dagen daarna vroeg hem de advokaat der tegenpartij inzage van de processtukken. Berryer gaf ze hem maar dacht verder niet meer aan de zaak.

Op zekeren morgen treedt zijn cliënt zijn studeervertrek binnen, zeggende: ‘Gij weet, dat het heden de dag is?’ ‘Heden? wat?’ antwoordde Berryer met een afgetrokken voorkomen. ‘Wel, onze zaak!’ ‘Drommels ja.’ ‘Gij hebt ze toch niet vergeten?’ ‘Wel neen, komt gij in rijtuig?’ ‘Ja.’ ‘Dan rijden wij dadelijk weg.’ ‘Maar de stukken?’ Die vinden wij wel in de pleitzaal; ik heb ze den advokaat der tegenpartij ter inzage gegeven.’

Den geheelen weg langs sprak de cliënt over zijn zaak, doch Berryer hoorde hem nauwlijks aan, daar hij intusschen aan de redevoering dacht, die hij in de Kamer van Afgevaardigden zou uitspreken. In de gehoorzaal gekomen, drukte Berryer zijn tegenpartij de hand en vroeg zijne stukken terug, die hem dadelijk werden ter hand gesteld. Terwijl de rol van den dag werd afgedaan, doorliep Berryer zijne papieren en overzag in dien korten tijd de gansche toedracht, zoodat hij zijn vriend in het oor kon fluisteren: ‘Het spel staat goed; wij zullen het winnen. ‘Inmiddels was door den president het woord gegeven aan den heer Berryer, die nu een pleidooi van een vol uur begon te houden.

Eerst werden door hem de feiten met eene bewonderenswaardige helderheid blootgelegd; vervolgens behandelde hij de rechtspunten en deed de krachtigste argumenten gelden. In het vuur der schitterendste improvisatie scheen hij echter de opgewondenheid van zijn cliënt niet te bemerken, die geen oogenblik rustig op zijne plaats bleef zitten en hem met blikken en gebaren scheen te smeeken op te houden. Toen Berryer eindelijk met zijne gewone eigenaardige beweging zijne rede wilde besluiten en aan de conclusie was gekomen, werd hij door den ongelukkigen cliënt bij den arm gevat en hem het zwijgen opgelegd. ‘Maar ongelukkige,’ riep deze, ‘gij pleit voor mijne tegenpartij!’



illustratie
Berryer.


Berryer ziet hem met eene natuurlijke verbazing aan, doch zich dadelijk herstellende, zet hij zich met waardigheid neder, nadat hij zich tot de rechters met de volgende woorden gericht had: ‘Ik heb nog veel te zeggen, mijne heeren, ik verzoek u mij vijf minuten pauze toe te staan.’

Met de meeste hoffelijkheid werd de zitting door den president voor tien minuten geschorst, van welken tijd Berryer gebruik maakte om zich te overtuigen dat hij de stukken van zijne tegenpartij had doorgelezen, die zijn collega hem bij vergissing had ter hand gesteld. ‘Het kon niet beter,’ zegt Berryer tot zijn cliënt, ‘uw zaak staat nu nog veel beter dan ik gedacht had.’ Daarop hervatte hij zijn pleidooi en begon nagenoeg met deze woorden: ‘Voor het Hof heb ik met volkomen openhartigheid de zaak voorgesteld, die het geroepen is te beoordeelen. Met groote nauwgezetheid, met de meeste zorgvuldigheid deed ik uitkomen, wat in het geding ten gunste van onze tegenpartij kan aangevoerd worden. Ik geloof dan ook niet dat mijn achtingswaardige tegenstander nog één argument zou kunnen aanvoeren, dat ik niet voorzien heb. Nu enz. enz.’; en hij begon stuk voor stuk met eene onwederlegbare logica het geheele gebouw van redeneeringen af te breken, dat hij gedurende het eerste gedeelte van zijn pleidooi met zooveel talent had opgetrokken.

Is het noodig er bij te voegen dat hij het proces won en de rechters en aanwezige advokaten onder den wegslependen indruk liet van eene ontzagwekkende rhetorica, die eerst aan den eischer de rol van verdediger der tegenpartij oplegt, om deze vervolgens te zekerder te verpletteren onder het gewicht der wapenen, die in haar voordeel gesmeed schenen te zijn?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken