Malmaison.
Wanneer men Malmaison noemt, denkt men onwillekeurig aan eene vrouw wier levensloop door evenveel onverwacht geluk als ongeluk werd afgewisseld: aan Josephine Tascher de la Pagerie, die den 24n Juni 1763 op het eiland Martinique geboren werd. Josephine vertrok op jeugdigen leeftijd met hare ouders naar Parijs, waar zij vervolgens met den burggraaf de Beauharnais, een rijk en geacht edelman, in den echt trad. Uit dit huwelijk kwamen twee kinderen voort: namelijk Eugène en Hortense. De revolutie bracht den burggraaf onder de guillotine, en Josephine verkeerde in het grootste gevaar hetzelfde lot te ondergaan, toen de gebeurtenissen van October 1795 haar uit den kerker redden.
Eugène de Beauharnais, slechts ruim 14 jaren oud, vertoonde zich nu voor den generaal Bonaparte en verzocht hem den degen zijns vaders terug, dien men, eerloos genoeg, verbrijzeld had. De generaal vond behagen in het openhartige, moedige gelaat en schonk hem eene plaats in het leger. Mevrouw de Beauharnais begaf zich daarop tot den generaal, bedankte hem voor zijne edelmoedigheid, en uit deze ontmoeting tusschen beide personen ontstond eene genegenheid, die in 1796 door een huwelijk bekrachtigd werd. Elf dagen na zijn huwelijk vertrok Bonaparte naar Italië, door zijne echtgenoote vergezeld, en behaalde de eene overwinning na de andere. Toen hem door het Directorium den last werd opgedragen Egypte te gaan veroveren, moest hij zich van Josephine scheiden, want hij vreesde dat zij de vermoeinissen van den oorlog in Egypte niet zou kunnen doorstaan.
Josephine vestigde zich te Parijs, en hare salons werden door de voornaamste mannen der republiek vlijtig bezocht; de welwillendheid, waarmede zij hen ontving, kwam in het vervolg haren echtgenoot zeer goed te pas.
Tegelijk kweet zij zich van den last, die haar door Bonaparte was opgelegd. Hij had haar namelijk verzocht in de omstreken van Parijs een landgoed te koopen, opdat hij bij zijne terugkomst uit Egypte een landelijk verblijf zou vinden, waar hij nu en dan een uur in stille afzondering zou kunnen doorbrengen. Josephine verzocht verschillende personen een dergelijk landgoed voor haar uit te kiezen en uit de velen, die haar werden aangeboden, koos zij het schoone lustslot Malmaison, dat 2½ uur westelijk van Parijs ligt; zij kocht het in 1798 van den heer Lecoulteux.
Malmaison, in de middeleeuwen Mala mansion genoemd, dewijl de Noormannen er in de IXe eeuw aanlandden, was oorspronkelijk eene abdij, door Karel den Kalen in 846 gesticht. Tot in 1792 bleven de monniken in het gerust bezit daarvan; maar nu werden zij deels verdreven, deels gedood. Een bende schurken plunderde de abdij en hare kerk, en de Conventie verklaarde het domein van den H. Dionysius tot nationaal goed. Eenigen tijd later werd het verkocht aan genoemden heer Lecoulteux.
Na de omwenteling van den 18en Brumaire (9 November 1799) woonde Bonaparte voortdurend op Malmaison. Wanneer hij des daags zijne werkzaamheden in de hoofdstad had verricht, vertrok hij tegen den avond te voet of te paard, gewoonlijk door een klein gevolg vergezeld, naar zijn landgoed, dat voor hem eene bijzondere aantrekkelijkheid had. Vele gewichtige zaken werden daar onder Bonaparte's consulaat en keizerschap ten einde gebracht, vele besluiten genomen, die over het lot van koningrijken beslisten.
Gedurende een tiental jaren heerschten op Malmaison vrede en geluk. Josephine bewoonde het bijna voortdurend, als de keizer zich op het slagveld bevond, en bracht er met hem menigmaal den tijd door, die tusschen twee veldtochten verliep. Maar op den 16n December 1809 trad de droefheid het bekoorlijke landgoed binnen om er zich blijvend te vestigen tot bewijs dat het ondermaansche geluk al zeer vergankelijk is. Op dien dag werd het besluit geteekend, waarbij Napoleon zich, met verkrachting van de leer der Kerk en van de uitspraken van den Paus, van zijne echtgenoote scheidde. Half verpletterd onder dezen slag, vertrok Josephine naar het kasteel van Navarre, maar hier geen rust vindende begaf zij zich weêr naar Malmaison. Zij leefde daar stil en eenzaam, hield zich bezig met werken van godsvrucht, de beoefening van letterkunde en de verfraaiing van het landgoed. De vreemde en zeldzame planten en bloemen, uit Oost en West overgebracht, die thans nog de schoonheid van Malmaison uitmaken, zijn er grootendeels door Josephine geplant en aangekweekt.
Napoleons tegenspoed vermeerderde hare smarten, en haar helder verstand leerde haar zijn toekomstig lot. Toen Napoleon tegelijk kroon en vrijheid verloor, was het haar de grootste pijniging, dat zij geen recht had den banneling naar Elba te vergezellen. De verbondene vorsten behandelden haar met de grootste onderscheiding en kwamen haar herhaalde malen op Malmaison bezoeken, doch niets kon haar den tegenspoed van haren echtgenoot doen vergeten; nog den 26 Mei 1814 deed zij een rijtoertje met Keizer Alexander, en reeds drie dagen daarna bezweek zij onder eene ziekte, die hare laatste krachten had ondermijnd, in den ouderdom van 51 jaren. Haar dood veroorzaakte een algemeenen rouw, want keizerin Josephine, vroeger reeds door de Franschen bemind en geacht, werd het nog meer na het grievend onrecht, dat haar aangedaan was.
Nadat Napoleon den slag van Waterloo verloren had, kwam hij in Parijs terug, maar verliet ook dit weêr om zich onmiddellijk naar Malmaison te begeven. Van hier wilde hij naar Amerika vertrekken. Op den 29n Juni 1815 stond hij te midden van eene menigte, die hem het laatste vaarwel kwam toeroepen. Allen weenden, Napoleon alleen bleef oogenschijnlijk kalm. Hij omhelsde Josephine's dochter Hortense, de moeder van den tegenwoordigen franschen keizer, alsmede de officieren zijner lijfwacht. Daarop deed hij eenen stap vooruit, wenkte zijne omgeving met de hand, dat zij tot bedaren zou komen, wierp nog een laatsten blik op Malmaison, en snelde toen een der dreven van het park in, waar hem zijn rijtuig wachtte. Weinige oogenblikken later was hij op weg naar Rochefort.
Zoo begon en eindigde Napoleon de groote rol, die hij op het wereldtooneel gespeeld heeft, op Malmaison, want hij heeft ook daar zijn tweeden troonsafstand geteekend. Zijn laatste oogslag moet wel gevallen zijn op het droevige beeld van zijne verstootene echtgenoote, en het aandenken aan haar zijn grootste straf op St. Helena geweest zijn.
Onder de restauratie verkocht Eugène de domeinen, die zijne moeder bij het landgoed had gevoegd en voerde de schilderijen, zeldzame voorwerpen en andere kostbaarheden naar Munchen. Eindelijk kocht in het jaar 1842 koningin Maria Christina van Spanje het kasteel en de tuinen van Malmaison, die zij liet herstellen en waarvan thans keizer Napoleon de eigenaar is.