getrouwer zij aan zijne roemvolle overleveringen van katholiek en vrij volk, onafhankelijk en sterk door de eendracht van alle zijne kinderen.’
Diepzinnige woorden, die, wij hopen het, niet zullen verloren gaan.
Ten gevolge van dit overlijden en zoo lang er geene mannelijke kinderen uit het koninklijk huwelijk meer geboren worden, is Z.K.H. de graaf van Vlaanderen, broeder des Konings en gehuwd met eene prinses van Pruisen, de rechtstreeksche opvolger van den troon.
Men vertelt over het koninklijke kind een aantal anekdoten, die, waar waren zij echt, een scherpen en voor de jaren doorzichtigen geest zouden aanduiden. Laat ons de waarheid hulde doen: die anekdoten zijn het werk van bovenmatige hofvleiers, die elk koninklijk kind voor een genie in de wieg willen doen doorgaan en die vinden, dat de ridderorde van verdienste reeds den zuigeling omgehangen, iets anders is dan een zilveren klater....
De overleden prins heeft geenszins blijken gegeven van al de hem toegeschreven scherpte en helderheid van geest: hij was een goed kind in den vollen zin des woords; en het eeuwige waar van al die bijzonderheden is, dat hij de lekkernijen en het speelgoed van den kerstboom, dien men voor zijn bedje had geplaatst, beurtelings afplukte, deze in eene doos sloot en ze aan een der geneesheeren overhandigde, om ze aan de zieken van het kindergasthuis uit te deelen.
De trek alleen is genoeg om ons de nagedachtenis van dit kind te doen beminnen.
De lijkplechtigheid werd door den Koning en den graaf van Vlaanderen, door al de bisschoppen van België, door al de dignitarissen en deputatiën van de geconstitueerde korpsen bijgewoond. Het was Zijne Hoogw. Mgr. Dechamps welke, zoowel te Laaken als in de kerk der H. Gudulla, officieerde.
De eerste hertog van Brabant, zoon van Leopold I stierf in 1834, ongeveer tien maanden oud en werd in de kerk der H. Gudulla begraven; de hertog van Brabant, zoon van Leopold II, bereikte den ouderdom van ongeveer tien jaren en is bijgezet, doch niet gebalsemd, in den koninklijken grafkelder te Laaken.