Het spook van den Brocken.
Er zijn weinig, misschien geen, toppen van de duitsche of zwitsersche bergketenen, van waar men heerlijker vergezicht heeft dan van den Brocken, den hoogsten top van het Hartsgebergte in het standheerlijk pruisisch graafschap Stolberg-Wernigerrode. Men heeft berekend dat men van hier een gedeelte van den aardbodem overziet, dat eene doorsnede heeft van 35 mijlen en dus den blik werpt op het 200ste gedeelte van Europa of het 11000ste gedeelte van de geheele aarde. Vroeger zag men op den Brocken tusschen zich en den horizon een staalkaart van miniatuur rijkjes; hieronder waren 7 vorstendommen, 7 hertogdommen benevens een aantal vrijheerlijkheden, enz, thans is, vooral door de anexatie van Pruisen, hun aantal zeer verminderd en ziet men op 20 groote en 3000 kleinere steden en dorpen neêr. De berg staat in het midden van een der meest bevolkte streken van Duitschland en heeft eene hoogte van 3600 voet.
Onder de prachtige natuurverschijnselen, die van den Brocken kunnen worden waargenomen, en die een indruk achterlaten, welk nooit kan worden uitgewischt, behooren voornamelijk het op-en ondergaan der zon, de opkomst der volle maan en het onweder. Het laatste vooral is majestueus en onbeschrijfelijk grootsch, voornamelijk wanneer het onweder op eene groote diepte, of duidelijker gezegd, dicht bij de aarde woedt. De aarde is dan voor den toeschouwer door een dikke wolkenlaag geheel verborgen; in die laag kruisen zich de bliksemstralen en dwarrelen door elkander; het is als een snelvlietend vuur, dat de toeschouwer in eene peillooze diepte ziet. De donders weêrkaatsen duizendmaal tusschen het gebergte, dat op zijne grondvesten staat te schudden. En bij dat bliksemvuur en die krakende donders heeft men den liefelijksten hemel en de stralende zon boven zich. Een niet minder wonderbaar gezicht levert de berg op, wanneer zijn voet in nevel gehuld is. Dan is niets zichtbaar dan de top, en deze schijnt op een licht bewegelijke zee te drijven. Eenzaam als een eiland ligt de bergtop op den onmetelijken oceaan. De winden scheuren nu en dan de nevelgevaarten; stuksgewijze wordt de aarde vrij; nieuwe winden sluiten wederom de openingen; eindelijk trekt de zon de nevels op of vallen deze op de aarde neêr; in het laatste geval verschijnen achtereenvolgens bergtoppen, torenspitsen, steden en dorpen, tot eindelijk de geheele aarde zichtbaar wordt.
Niet minder opmerkelijk is het dat op den Brocken op den langsten dag en eenige weken, die dezen voorafgaan en volgen, de avond- en de in deze vallende morgenschemering buitengemeen helder zijn. Tot 's avonds 10 ure kan men gemakkelijk zien te lezen; de schemering wordt allengs dikker maar gaat niet in het nachtelijk donker over, en des middernachts kan men in een kerkboek zijn morgengebed weder lezen. Wie zoo gelukkig is een warmen zomernacht bij het volle licht der maan op den Brocken door te brengen, geniet een wonderbaar, fantastisch schouwspel, dat zijn weêrgâ misschien nergens heeft.
Bij de bijgeloovige bewoners der omstreken is de Brocken een verzameloord van tooverheksen. Volgens een volksspreuk, waarvan de overlevering uit de verste tijden komt, komen de heksen elk jaar in den nacht van den 1sten Mei, in Duitschland Walpurgisnacht genoemd, op den top van den Brocken bij elkander onder het voorzitterschap van hun heer en meester Satan. De rotsen van dit gebergte dragen allen een naam die aan die nachtelijke tafreelen herinnert, als: de Duivels-stoel, het Heksenaltaar, de Heksen-danszaal enz. Zelfs de klaproos van den Brocken, die men ter herinnering aan zijnen bergtocht meêneemt, heet in de volkstaal de Heksen-bloem. Tot de zeer zeldzame en alleen in den herfst voorkomende luchtverschijnselen behoort het zoogenaamde spook van den Brocken. Het is niets dan een luchtspiegeling, die ontstaat wanneer bij zonne-ondergang in het Oosten zich wolken, of dikke nevels, höhen Rauch genaamd, opeen hoopen. Daarop vallen dan de schaduwen der bergen, huizen en menschen, tien, honderd, soms duizendmaal vergroot. Het huis wordt een paleis, de mensch een reus met ontzaglijk lange armen en beenen. Alle bewegingen worden duidelijk nagebootst, en wijl, wanneer dit natuurwonder plaats heeft, het in de dalen gewoonlijk reeds duister is, schijnen deze reuzengestalten als van zelve te ontstaan; van daar dat het verschijnsel den naam gekregen heeft van spook van den Brocken. Dat het niet dikwijls waar te nemen is, heeft zijn oorzaak in de vele omstandigheden, die zich moeten vereenigen om het te doen ontstaan.
Zeker reiziger beschrijft het spook van den Brocken op de volgende wijze: ‘terwijl ik op den top van den Brocken zat, in diepe gedachten verzonken, kwam op eens mijn vriend Frederik tot mij en riep: het spook! het spook! Ik ging hem te gemoet, en zoodra ik hem genaderd was, deed hij mij eensklaps naar het Oosten keeren, en wat zag ik? Groote hemel!.... Gelukkig dat dichters en reisbeschrijvers mij op het verschijnsel hadden voorbereid. Op een grond van witachtige dampen prijkte een prachtige regenboog met zijne zeven kleuren, en in het midden daarvan stonden twee reuzen. Het waren Frederik en ik; wij hadden eene lengte van minstens 20 ellen. Wij strekten instinktmatig onze armen uit om elkander te omhelzen; zoo groot was onze aandoening (in deze houding stelt onze gravure hen en het spook voor); plotseling verlengden zich onze armen op een schrikbarende wijze. De rots, die ons droeg, werd eveneens teruggekaatst en scheen een reusachtig voetstuk van twee cyclopen. Ik geloofde het beeld te zien, dat een moedige Griek eens wilde kappen uit de flanken van den berg Athos. Of bediende zich de duivel van onze personen als schaduwbeelden in zijn tooverlantaarn? De wind kwam met mijne haren spelen, en op eens had het spook twee horens, twee fabelachtige voelsprieten, ongeveer in den vorm van de stralenbundels, waarmede het hoofd van Mozes, den Wetgever van Gods volk, versierd was om de heerlijkheid aan te duiden, die hij aan God zelven ontleend had. Weldra zag ik aan de zijde van het spook een dikken staf slingeren; het was de wandelstok, dien ik in de hand droeg, en die in mijn beven deelde; hij had de lengte gekregen van een palmboom; spoedig evenwel verdween hij. Op eens veranderde het beeld; men zou gezegd hebben dat eene onzichtbare hand stukken uit zijn lichaam rukte; het verloor zijne borst en gedeelte zijner armen. De breuken werden grooter en grooter; de regenboog verbleekte; weldra waren nog slechts eenige vormlooze lichaamsdeelen over, die eindelijk een zachte wind in den niet voerde. Ik stond als verbijsterd; het verlies van mijn evenbeeld had een ledig bij mij achtergelaten; ik geloofde dat met het spook een gedeelte van mijn wezen in den niet verzwonden was. Geruimen tijd geleek ik op den bleeken schlemil, die naar zijn schaduw zocht,’
Het spook van den Brocken.
Op den hoogsten top heeft graaf Stolberg-Wernigerode in plaats van eene nederige hut, die er eertijds stond, een zeer wel ingoricht gebouw laten maken, dat den reiziger alle gemakken aanbiedt, die hij overigens in dit van natuurswege onherbergzaam oord niet vinden zou. Bij dat rustoord bevindt zich ook een houten, 80 voet hoogen toren, om het genot,