waarts wendende, de torens van Bayonne bemerkt, die zich in de dampen baden, welke uit zee opstijgen. De liefelijke Gave vloeit met bekoorlijke kronkelingen door groene akkers en witte boomgaarden en brengt, alvorens zich in de armen van den Oceaan te werpen, een groet aan den wijnstok, die tegen de heuvelen groeit.
Jaarlijks komt keizerin Eugenie eenige dagen in dat heerlijk oord doorbrengen, misschien minder om eene schoone natuur te genieten, want de kroon bezit domeinen genoeg in niet minder schilderachtige streken, maar om eenen oogslag op het geliefde Spanje te werpen, op het land, dat haar zag geboren worden, en wellicht ook om de ijdelheid der Franschen te streelen, die Hendrik IV, op Pau geboren, als een hunner grootste en beste koningen vereeren. Op haar verlangen zijn ook door Napoleon aanzienlijke sommen aan de restauratie des kasteels besteed, dat door de revolutie geheel uitgeplunderd, van zijne versierselen beroofd en in eene kazerne veranderd was.
Zoo als men uit de dagbladen vernomen heeft, vertoefde de verjaagde koningin Isabella eenige weken op het kasteel, dat door keizer Napoleon ter harer beschikking was gesteld. Van daar vervaardigde zij haar protest uit tegen de spaansche revolutie, alvorens zij naar Parijs vertrok waar zij thans haar verblijf houdt.
De oudheid van het kasteel Pau klimt op tot in het hart der middeleeuwen; de stichter er van is onbekend. Gaston de Bearner, die met de overige kruisvaarders in 1099 Jerusalem binnen trok, bewoonde het reeds als de afstammeling van een oud geslacht. Van dien Gaston verhalen de bewoners der streek buitengewone daden van dapperheid en godsvrucht, maar niet alleen stijgt uit den mond des volks zijn lof, ook de kronijken uit de tijden der kruistochten vinden er behagen in zijn openbaar en bijzonder leven tot in de kleinste bijzonderheden, op een voor hem zeer vereerende wijze, te beschrijven.
Onder de volgende bewoners van het kasteel Pau als heer van Bearn, Gasconje en Foix komt Hendrik II van Navarre voor, die met de zuster van den koning van Frankrijk huwde. Magaretha van Valois, dus heette zijne echtgenoote, wordt door hare tijdgenooten als een der zonderlingste vrouwen van haren tijd beschreven. In den katholieken godsdienst geboren en opgevoed, maakte zij, zoodra zij na haar huwelijk op het kasteel Pau aangekomen was, er de verzamelplaats van de dweepziekste Kalvinisten van; zij liet zich in de dwaalleer onderwijzen en beschermde die zooveel in haar vermogen was.
Zij had eene wetenschappelijke opvoeding genoten maar was ongelukkig trotsch op hare geleerdheid. Zij verstond behalve het fransch, de spaansche, italiaansche, latijnsche, grieksche en hebreeuwsche talen. Te midden harer kalvinistische bewonderaars gezeten, behandelde zij met hen in die talen verschillende onderwerpen uit geschiedenis, wijsbegeerte en godgeleerdheid, en was nooit meer voldaan dan wanneer men aan haren talenten den cijns betaalde, welke men deze, in haar oog, verschuldigd was. Zij bepaalde zich niet bij spreken maar schreef ook, doch het werk. dat uit hare penvloeide, was zulks een samenweefsel van leugen en zedeloosheid, dat men het niet kan lezen zonder te blozen, ja dat zelfs een zedig schrijver er geen enkelen regel uit kan aanhalen. Met het geloof had zij ook alle eerbied voor de goede zeden afgeschud. Op het laatst van haar leven gingen hare oogen open, en zij keerden tot den godsdienst harer jeugd terug. ‘Zij is’ zegt een geestig fransch schrijver onzer dagen. ‘bij de nakomelingschap niet beroemd om hare wetenschap, maar omdat zij de moeder was van Joanna d' Albret, die Frankrijk den grooten koning Hendrik schonk.’
Het leven van dezen koning willen wij in korte trekken aan onze lezers mededeelen; zij, die het niet kennen, zullen zeker met genoegen iets vernemen van den vorst, wien de Franschen even als aan Napoleon I met uitzondering van alle anderen den bijnaam van den Groote gaven.
Hendrik IV werd op het kasteel Pau geboren in het jaar 1553; zijn vader was Antonie van Bourbon, zijne moeder Joanna d' Albret, dochter van Hendrik van Navarra en Margaretha van Valois. Joanna had openlijk het Calvinism omhelsd en wilde daarin haren zoon opgevoed hebben. In zijn 5e jaar was Hendrik naar het fransche hof gebracht, en van hier nam zijne moeder hem terug, toen hij 13 jaren oud was geworden, wijl zij vreesde dat men hem met de katholieke leer bekend zou maken. Doch waarschijnlijk deed zij zulks te laat, en was het zaad reeds in zijn hart geworpen, dat later de vrucht zijner bekeering zou opbrengen. Op het kasteel Pau ontving hij nu eene opvoeding, wat het lichamelijke betreft, geheel gelijk aan die der dorpelingen. Zijn voedsel was eenvoudig zoowel als zijne kleeding; hij bezocht de school met de jongens van zijn leeftijd en besteeg met hen in de speeluren de naburige bergen en rotsen. Zijn moeder bestemde hem tot opperhoofd der Calvinisten, en als zoodanig werd hij in 1569 te La Rochelle erkend en uitgeroepen, terwijl de prins van Condé tot zijn luitenant werd benoemd. Reeds op 16jarigen leeftijd nam hij deel aan den slag van Montcontour en gaf zeldzame bewijzen van dapperheid. Nadat in 1570 de vrede te Saint-Germain geteekend was, kwam hij aan het hof met de machtigste heeren zijner partij en huwde met Margaretha van Valois, zuster van koning Karel IX. In 1576 brak de oorlog op nieuw uit, en hij stelde zich aan het hoofd der Hugenoten, om in het veld alle vermoeinissen en ontberingen met den minsten soldaat te gaan deelen. Hij droeg sedert 1572 den titel van koning van Navarre, daar zijne moeder in genoemd jaar overleden was. Door den dood van Hendrik III kreeg hij aanspraak op den franschen troon maar kon dezen niet beklimmen, daar zijne godsdienst volgens de fransche wetten een onoverkomelijk beletsel daartoe was. Wijl Hendrik evenwel niet van godsdienst wilde veranderen en toch koning worden, besloot hij den troon met geweld te bemachtigen. Hij ving dus den strijd aan met de machtige katholieke Ligue en won in 1589 den slag bij Arques, in 1590 dien van lvry. Na met afwisselend geluk nog eenigen tijd gestreden te hebben, sloeg hij eindelijk het beleg voor Parijs en sloot de stad zoo nauw in, dat zich weldra al de verschrikkingen van den hongersnood deden gevoelen. Maar geestelijkheid en volk wilden liever sterven, dan zich over geven aan een vorst, die de protestantsche godsdienst op den troon zou brengen. Hun volharding werd beloond; de hertog van Parma rukte uit de Nederlanden met een leger aan en ontzette Parijs. Daar nu Hendrik zag, dat men hem om zijnen moed, dapperheid en rechtschapenheid hoogschatte, en hij wellicht was beginnen in te zien dat het Protestantism geheel van de ware leer van Christus afweek, besloot hij tot de katholieke Kerk over te gaan, wat hem minder moeilijk viel, daar de dwaalleer zich nooit diep in hem had kunnen wortelen.
Was zijn overgang dan wel oprecht en de vrucht zijner overtuiging? Wie zal hierop antwoorden, tenzij Hij, die harten en nieren doorgrondt. Zeker is het dat het gezegde: Paris vaut bien une Messe (Parijs is wel een Mis waard) dat men hem toeschrijft, een verdichtsel is, door de vijanden der H. Kerk in de wereld gezonden; dat hij in het vervolg den katholieke godsdienst trouw gebleven en er in gestorven is; dat hij de Jesuïten, die door het Parlement verbannen waren, terugriep, hun zijn paleis la Flèche schonk en bij testament zijn hart vermaakte. Daarenboven was hij te openhartig om te veinzen en vooral om in het veinzen te volharden, en de minister Sully, zijn trouwste vriend en die dagelijks met hem verkeerde, heeft nooit eenigen twijfel omtrent zijne bekeering gehad, zooals uit zijne gedenkschriften duidelijk blijkt.
Of Hendrik IV een goed Katholiek was, is een andere vraag. Hij koesterde grooten eerbied voor den godsdienst, maar zijn bijzonder leven was verre van onberispelijk. Welken invloed de Kardinaal ook had, zijne hartstochten kon hij hem niet doen bedwingen, en zelfs de verfoeilijkste handelingen van zekere personen, die Hendrik met koninklijke gunsten overlaadde, waren niet in staat zijne oogen te openen. Als koning daarentegen had hij in zijn tijd nauwelijks zijns gelijke. Hij bracht het rijk in eenen toestand van voorspoed en welvaart, herstelde de orde in de finantiën, betaalde de schulden der kroon, zonder het volk te drukken, legde overal wegen en kanalen aan en verminderde zijne legers, zooveel de toestand het veroorloofde. Met de grootste goedheid hoorde hij ieders klacht, ieders smeeken aan en bracht redding en uitkomst, waar het kon. ‘Een koning moet ten opzichte van God een kinderhart, en ten opzichte van zijne onderdanen een vaderhart hebben,’ was zijn gewoon woord.
Van dergelijke bon mots vindt men de fransche schrijvers opgevuld; men kan bijna geen fransch werk ter hand nemen, of men vindt zoodanige uitdrukkingen van Hendrik IV, die eensdeels zijn goed hart verraden en ten andere de bekwaamheden aantoonen, die hij als vorst, krijgsman en wetgever bezat.
Door een afschuwelijken moord werden de Franschen van hunnen grooten koning beroofd; Ravaillac vermoordde Hendrik, toen hij, in een rijtuig gezeten, eene wandeling door Parijs deed op den 14 Mei 1610. Hij stond op het punt met een leger in de Nederlanden en Duitschland te vallen met een doel dat tot heden toe nog niet volkomen bekend is; sommigen willen dat hij het stoute maar ook het onberedeneerde plan had opgevat om van geheel Europa een gemeenebest te maken, om alle volken tot één volk te verbroederen en daardoor den oorlog uit te roeien en een eeuwigen vrede te doen heerschen.
Algemeene droefheid heerschte in Parijs en in geheel Frankrijk. Allen betreurden met ongeveinsd leedwezen den Koning, die getoond had zijn volk oprecht te beminnen en zooveel had gedaan om allen gelukkig te maken. Dichters en schrijvers bezongen en beschreven zijne daden, en de nakomelingschap, hoewel de oogen niet sluitende voor zijne waarlijk groote gebreken of liever afdwalingen - want hij had een goed hart - stemt gaarne met zijne tijdgenooten in, die hem den goeden en grooten koning noemden.