De revolutie in Spanje.
Den 29e September 1833 stierf koning Ferdinand VII van Spanje, en den volgenden dag werd zijn driejarig dochterke onder den naam van Isabella II als koningin uitgeroepen.
Met die gebeurtenis is voor het ongelukkige Spanje eene reeks van rampen en jammeren begonnen, die haar toppunt hebben gevonden in de tegenwoordige omwenteling.
Het is zeer merkwaardig dat Isabella juist 35 jaren na hare troonsbestijging, op den 30en September 1868, door haar trouweloos leger verlaten, de vlucht nam naar Frankrijk.
Onze lezers zullen de gebeurtenissen van den dag, zooals zij door de dagbladen zijn meêgedeeld, wel reeds kennen, doch wij achten het zeer geschikt om eens vluchtig het oog te laten gaan over de gebeurtenissen, die in genoemd tijdvak hebben plaats gehad, ten einde daaruit des te beter de tegenwoordige revolutie te kunnen beoordeelen.
Koning Ferdinand VII had geen zonen en dus ook geen erfgenamen voor den spaanschen troon, dewijl de salische wet, die in Spanje van kracht was, de dochters buiten sloot. Na zijn dood zou dus zijn broeder Don Carlos de rechtmatige erfgenaam der kroon zijn, doch Ferdinand schafte willekeurig die wet af en benoemde later, bij testamentaire beschikking, zijne gemalin, koningin Maria Christina, tot regentes des rijks, tot zoo lang zijne dochter meerderjarig zou zijn geworden.
Deze rechtschennende handelwijze verwekte in Spanje groote ontevredenheid en vond alleen goedkeuring bij eenige gunstelingen des konings, die meenden daardoor hunnen invloed op de regeering des te hooger te zullen zien stijgen. Een der voornaamste onder hen was generaal Espartero, een vertrouweling der koningin, een man met groote eerzucht bezield en die als het hoofd der zoogenaamde vrijzinnige partij werd beschouwd.
Don Carlos, die intusschen reeds vroeger zijn recht op den troon onverborgen te kennen gegeven had en ten gevolge daarvan door zijn broeder gebannen werd, weigerde ook nu Isabella II als koningin te erkennen en wees alle geldelijke aanbiedingen van de hand. Op den 1 Juli 1834 verliet hij heimelijk Engeland, alwaar hij zich korten tijd had opgehouden, begaf zich verkleed door Parijs over Bordeaux naar Bayonne en bereikte den 10 dier maand de spaansche grenzen. Zoodra het bekend werd dat Don Carlos in Spanje aangekomen was, greep een gedeelte der bevolking naar de wapens om de rechten van hem te verdedigen, die zij als den rechtmatigen souverein erkende. Het was vooral de landelijke bevolking, die, vrij van alle partijbelang en onbesmet met de nieuwe denkbeelden, die door het bestuur van de koningin-regentes werden voorgespiegeld, manmoedig besloot het leven voor haren rechtmatigen koning te wagen. Spanje was nu in een oogwenk in twee partijen verdeeld, die Christinos en Carlisten genoemd worden. Het grootste bewijs voor de gehechtheid der Spanjaarden aan hun wettigen Koning is hierin te vinden, dat Don Carlos, die zijn rijk voet voor voet moest veroveren, weldra een overgroot leger op de been had en tot in de nabijheid der hoofdstad doordrong, inweerwil dat de Christinos natuurlijk alle vestingen in bezit hadden en over eene ontzettende legermacht te beschikken hadden.
Velen zullen zich nog wel herinneren met welke gretigheid in het jaar 1835 dagelijks berichten uit Spanje te gemoet werden gezien. De Carlistische generaal Zumalacarreguy bracht het leger der koninginregentes de eene nederlaag na de andere toe, en het was te voorzien dat Don Carlos eerlang in het bezit zou zijn van den troon zijner voorzaten. Dit zou hem dan ook ongetwijfeld gelukt zijn, doch hij mistte daartoe slechts ééne eigenschap. Don Carlos was een man van beginselen, die den troon niet wilde verwerven door eene enkele daad, welke met die beginselen in strijd was. Er werden hem de schoonste vooruitzichten voorgespiegeld, wanneer hij zich met de liberale partij wilde verstaan en in Spanje den regeeringsvorm invoeren, waarnaar Espartero en zijne aanhangers streefden. Don Carlos wees echter elke ondersteuning op zulke voorwaarden van de hand.
De regentes, geheel in de engte gedreven door de onophoudelijke neêrlagen harer troepen, riep de interventie van Engeland en Frankrijk in, die haar niet geweigerd werd. Het protestantsche Engeland, dat in Don Carlos een ijverig Katholiek zag en Frankrijk, waar de revolutie-koning Lodewijk Filips op den troon zat, stelden troepen en schepen ter beschikking van het spaansche ministerie, en van dat oogenblik nam het oorlogsgeluk een keer. Zumalacarreguy sneuvelde; de liberalen verlieten Don Carlos meer en meer, vooral omdat bij dekreet van 29 Juli door het ministerie der koningin de kloosters opgeheven waren, en men bijgevolg van dat ministerie groot heil voor het liberalisme kon verwachten, en de Carlisten moesten het veroverde terrein weder verlaten. De strijd duurde echter nog voort, tot Don Carlos in 1839 genoodzaakt was op fransch grondgebied eene wijkplaats te zoeken. In 1845 droeg hij zijne rechten op den troon van Spanje aan zijn oudsten zoon over en stierf te Triëst in het jaar 1855.
De politiek der koningin-regentes had dus de overwinning behaald, maar zij zelve zou spoedig de bittere vruchten plukken van het verderflijk zaad, dat zij had gestrooid. De partij, die haar had gediend alleen om eigene oogmerken te bereiken, begon haar te bevechten zoodra zij slechts kracht genoeg gevoelde om op eigen beenen te staan. Espartero, die den titel van hertog der overwinning had ontvangen, dwong de koningin afstand te doen van het regentschap en het land te verlaten, waarna hij zichzelven tot regent wist te verheffen. Van dat oogenblik af hebben in Spanje onophoudelijk militaire revolutiën plaats gehad, die allen haren oorsprong vonden in de eerzucht der generaals. Een van Espartero's grootste bestrijders is generaal Prim geweest, die in den laatsten tijd zulk een groote rol heeft gespeeld in alles wat met het werken der revolutionaire partij in betrekking stond. De verdiensten van Prim worden thans door de liberale dagbladen wijd en breed geroemd, omdat hij een einde heeft gemaakt aan de regeering der Bourbons, doch reeds in 1843 heeft hij de oproervaan opgestoken, niet tegen de koningin maar tegen Espartero. Het volgend jaar vond men hem reeds weêr onder hen, die beschuldigd werden van eene samenzwering tegen het leven van den minister Narvaez, die destijds ook tot de liberalen behoorde. Prim werd dan ook als zoodanig tot zesjarige gevangenisstraf veroordeeld, doch hij ontving het volgend jaar gratie van de koningin, die hij thans van den troon heeft gestooten. Zoo vindt men Prim bij elken militairen opstand of pronunciamento en ten laatste altijd tegen zijn voormalige partijgenooten, omdat geen enkele regeering aan zijn zelfzuchtig streven voldoening gaf. Op den 3en Juni 1866 gaf Prim het teeken tot den opstand onder het ministerie O'Donnell, een liberaal, die zich onder zijne partijgenooten een grooten naam had weten te bekomen door de erkenning van het koningrijk Italië. Die opstand werd echter bedwongen, en Prim moest met de zijnen de vlucht nemen.
Sinds dien tijd woonde Prim te Parijs, doch men zal zich nog wel herinneren dat hij het vorige jaar insgelijks eene poging heeft gedaan om Spanje in opstand te brengen, nadat hij eerst met Garibaldi het zoogenaamde vredes-kongres te Genève had bijgewoond.
Wij meenen met dit kort overzicht te kunnen volstaan, dewijl het voldoende zal zijn om iedereen te doen begrijpen dat de rechtschennende daad van Ferdinand VII en het heulen der koningin-regentes met de liberale partij, die wel inzag dat het haar gemakkelijk zou vallen eenmaal geheel meester te worden van het gezag, den grondslag heeft gelegd van de rampen, die Spanje sinds dien tijd hebben getroffen, en die het nu nog veel meer te wachten staat.
Isabella, die een kind was toen dit alles voorviel, kan men daarvan de schuld niet ten laste leggen, en het is wel zeker dat de dagbladen, die haar thans aan de openbare verachting prijs geven, een aantal verzachtende omstandigheden zouden weten te vinden, wanneer zij in lateren tijd minder gehechtheid aan Rome en aan het Katholicisme aan den dag had gelegd. Er kleeft zeker menige smet op de regeering dezer vrouw, maar men zou die, even als bij anderen, hebben bemanteld, wanneer zij, in plaats van den Heiligen Vader hulptroepen aan te bieden en het Katholicisme te handhaven, voortgegaan was met kloosters te breken en priesters te verjagen. Men heeft sinds lang de schandelijkste leugens verzonnen om haar verdacht te maken. Zoo werd voortdurend gezegd dat zij alle wijze raadgevingen van de hand wees en alleen het oor leende aan de inblazingen van haren biechtvader en zekere geestelijke zuster Patrocinio, ofschoon het herhaaldelijk onbetwistbaar is bewezen dat geen van beide deel namen aan eenige staatkunde. Dat men desniettemin zulke ongerijmdheden durft verspreiden, hierover moet zich niemand verwonderen; de revolutie ontziet geen middelen, wanneer zij slechts haar doel kan bereiken. Vóór eenigen tijd werd in een der dagbladen beweerd dat Pius IX tot de vrijmetselaars-orde behoorde, en thans zijn reeds in Nederland portretten van den Heiligen Vader verkrijgbaar gesteld, in zijne hoedanigheid van vrijmetselaar, met de teekenen dier orde omhangen.
De revolutie had dus gezworen dat Isabella zou vallen, ten einde aan Spanje eene geheel andere gedaante te geven. Dat wist Prim, en daarom bleef hij voortgaan met den opstand aan te stoken, al scheen dit in het oog der wereld eene ongerijmdheid. Zoo ontstond de omwenteling, waaraan Spanje thans ten prooi is. Op den 19en September werd door den schout- bij- nacht Topete in de baai van Cadix het sein tot den opstand gegeven, die te Parijs beraamd en reeds eenige dagen vroeger voorspeld was. De koningin bevond zich op dat oogenblik te Sebastian. Het bleek alweêr dat de opstand geheel een militair karakter had, en de bevolking er geen deel aan nam. Zoodra de telegraaf van het gebeurde kennis gaf, volgden andere legerhoofden het voorbeeld van den verraderlijken schoutbij- nacht, en weldra had de revolutie zich over een deel van het land uitgebreid. Zij vond even weinig ondersteuning bij de bevolking als tegenstand bij het leger, dat reeds jaren en jaren de slaaf is der generaals, die gewoon zijn altijd even verraderlijk tegenover het gouvernement te handelen, wanneer zij slechts kans zien hunne persoonlijke eerzucht te bevredigen. Er is schier niet een generaal in het spaansche leger, die niet vóór en tegen dezelfde partijgangers aan revolutiën heeft deelgenomen. Het gouvernement nam intusschen, inweerwil van de verontrustende tijdingen, die van alle kanten werden ontvangen, het besluit van den opstand zoo mogelijk te onderdrukken. De generaal Novaliches vertrok met een leger naar Andaluzië, en ofschoon hij weinig kans had van te zullen gelukken, wilde hij aan eed en plicht getrouw blijven. Hij is de eenige generaal geweest, die getoond heeft dat zijne eer, hem meer waard was dan zijn leven. Op den 29en September kwam het bij Alcolea tot eene botsing tusschen de troepen der koningin en de opstandelingen, met het ongelukkig gevolg, dat Novaliches doodelijk gewond en zijn leger geslagen werd.
Te Madrid was het op dat oogenblik nog rustig, een bewijs dat de burgers geen deel namen aan de revolutie, want het zou hun weinig moeite hebben gekost, om het garnizoen tot hunne zijde over te halen, zooals later ten duidelijkste gebleken is. Toen echter aldaar het bericht van de neêrlaag en den dood van generaal Novaliches ontvangen werd, zond de minister-president onmiddellijk zijn ontslag bij de koningin in, en richtte vervolgens eene proclamatie tot de burgers, waarin hij hen aanmaande om rustig den loop der gebeurtenissen af te wachten.
Het is niet mogelijk dat men eene revolutie op meer voorkomende wijze den weg vrijlaten, dan hier plaats had. Op denzelfden dag ontving dan ook dezelfde minister de deputatie eener revolutionaire junta, die zich