De kleeding van den tyroolschen boer mag met recht schilderachtig genoemd worden. Hij heeft eene bijzondere voorliefde voor het fluweel. Zij, die zich deze weelde niet verschaffen kunnen, kleeden zich in wol. Het kostuum bestaat uit een korte broek, vest en wammes; de eerste is gesloten, de twee laatste hangen los aan het lijf. Het vest is aan den hals laag uitgesneden, want de Tyroler beweegt gaarne vrijelijk het hoofd op den gespierden nek. Zijden kousen en lage schoenen voltooien het kostuum. Bij de jagers zijn de zolen der schoenen met een aantal scherpe nagelkoppen beslagen, waardoor zij gemakkelijk tegen steile of gladde bergruggen kunnen opklauteren.
Behalve met jacht en landbouw houden de Tyrolers zich bezig met hout-, been- en ivoorsnijden. Op vele kermissen heeft men gelegenheid hunne handigheid in die kunst te bewonderen. Het is voornamelijk het werk van herders, die dagen en weken achtereen met hunne kudden door het gebergte dwalen. Zij brengen de voorwerpen, die zij vervaardigd hebben, naar de steden, waar zij ze op voordeelige wijze plaatsen kunnen. Ook zijn er Tyrolers, die door de bergen reizen en van de herders het snijwerk koopen; daarmede vertrekken zij naar het buitenland en leveren hunne waar met ruime winsten in de steden af of dwalen er mede de verschillende kermissen rond.
Een andere tak van industrie in Tyrol is het vervaardigen van handschoenen, tapijten, zijden stoffen, en wat hun niet de geringste winsten oplevert, het aankweeken van kanarievogels. Saksen en het Hartsgebergte hebben een gevaarlijken mededinger in Tyrol, dat menigmaal kanarievogels aan de markt brengt, wier gezang door niets geëvenaard wordt. Ook de bergwerken, hoewel vroeger meer dan tegenwoordig, zijn velen Tyrolers een middel van bestaan.
Tyrol bezit niet de schoone meeren van Zwitserland, - het meer Achen is zeer onbeduidend - maar nergens in het trotsche Alpenland vindt men een dal, dat de vergelijking kan volhouden met het romantische Inndal met de schoone hoofdstad Innsbruck en de gezonde vesting Salzburg. De ligging van deze stad is onvergelijkelijk schoon te noemen, ingesloten als zij is in een dal, dat door een dertigtal bergtoppen omringd is, terwijl het Etschdal met zijne ruïnen, olijven-, granaatappel-, perzik- en kastanjeboschjes de ziel der reizigers in verrukking brengt. De groote Brennerstraat naar Italië, Brixen en Botsen met zijne fruit- en wijngaarden, het Passierdal met zijne hooge rotsmuren en het beroemdste dal van Tyrol, het Zillerdal, bieden schoonheden aan, die men nergens elders aantreft, en die, wanneer men ze eenmaal heeft aangezien, nimmer uit het geheugen gaan.
De Tyroler is de hooglander bij uitnemendheid; zijne gevechten tegen de gemzen en eene dikwijls woeste bergnatuur wekken in hem op een mannelijk karakter, een gloeiende vaderlandsliefde en een onuitdoofbaren vrijheidszin. Met hoeveel moeilijkheden hij ook te kampen heeft, hoe sober het stukje brood is, dat hij zich slechts door harden arbeid kan verschaffen, hoe nederig de hut is, waarin hij na zijne lange tochten eenige uren rust komt zoeken, niets is hem dierbaarder dan zijne naakte bergen, dan zijn arm vaderland, en hij bemint het vorstenhuis met eene liefde, die zich nooit verzaakt.
De Tyroler is boven alles gehecht aan het katholiek geloof, en heeft de hoogste achting voor de priesters. Voor hen is hem geen offer te zwaar. Hij is Katholiek door merg en been; hij geraakt in verrukking, als hij in zijne nederige dorpskerk de godsdienstplechtigheden bijwoont, en in woede bij het zien van de minste beleediging, die den priester, zijn vader en vriend, wordt aangedaan. Aan dien echten godsdienstzin had het Protestantisme het te wijten dat het nooit in Tyrol kon doordringen, dat het zijne koude leer aan de voeten der tyroolsche bergen laten moest. Maar daarom kan ook de revolutie geen vasten voet in het katholieke bergland zetten. Zij moge door geweld de passen innemen en over de lijken der verdedigers Tyrol indringen, nooit zal het haar gelukken het godsdienstig gevoel bij de Tyrolers uit te dooven. En mocht zij ook gelukken in eene gewelddadige overmeestering van het land, dan nog wacht haar het lot, dat Napoleon ten deel viel. Want de geschiedenis heeft het opgeteekend en zal er op monumenten het aandenken van bewaren, dat Tyrol het langst van alle duitsche landen den strijd met den wereldbedwinger volhield en zelfs de wapens niet neêrlegde, toen het van allen, zelfs van Oostenrijk verlaten was. De geschiedenis van Andreas Hofer en de kapucijn Haspinger zullen ten eeuwigen dage een bewijs blijven van den vrijheids- en godsdienstzin der Tyrolers.