Paul Delaroche.
Eenige jaren geleden bewonderden wij in de tentoonstelling van Gent een heerlijk tafreel van Paul Delaroche, hetwelk de fransche schilder, als wij ons niet vergissen, getiteld had ‘eene jonge christene vrouw’ gemarteld tijdens de regeering van Deoclitaan - heerlijk tafreel zeggen wij, dat iedereen diep trof. Die jonge christene is gekend onder den naam van H. Philomena.
De schilder had het onderwerp gekozen, waarop de martelares, op bevel des keizers, met eenen anker aan den hals in den Tiber geworpen werd.... doch neen, wij zullen de overlevering, zoo vol gevoel, zoo vol poëzij, zoo vol verheven christenzin wat breedvoeriger verhalen.
Philomena werd in de eerste tijden der Kerk, tijdens de regeering van Deoclitaan, in Griekenland geboren. Hare ouders waren het heidendom toegedaan en bedroefd, zegt een schrijver, geene kinderen te bezitten, trachtten zij door alle soorten van bijgeloovige offeranden de Goden ter hunner gunste te stemmen.
Het licht des christendoms straalde op hen, en God zegende hun huwelijk met een kind, een meisje dat zij dochter des lichts, filia luminis of Philomena noemden.
Dertien jaren oud verzelde het meisje hare ouders naar Rome, waarheen haar vader zich begaf, ter afwering van eenen onrechtvaardigen oorlog met welken Deoclitaan hem bedreigde. Daar, door haren rang verplicht, verscheen Philomena dikwijls aan het hof, alwaar de keizer voor haar dermate werd ingenomen, dat hij hare hand vroeg.
Het edel Christenkind had echter reeds de belofte afgelegd, zich den Hemel toe te wijden en zij weigerde het keizerlijke aanbod. Onwankelbaar door de genade, zegt haar levensbeschrijver, weêrstond zij en smeekingen, en liefkozingen en bedreigingen van haren vader, door de eer en de eigenliefde verblind. Hare moeder vereenigde haar smeeken met dat haars vaders en voor haar neêrgeknield, baden zij het verzoek des keizers in te willigen. Doch Philomena riep uit: ‘Mijn koningrijk is in den hemel; God en zuiverheid, die ik hem toewijdde, is mijne leus; zijne genade het schild, dat mij beschut; het geloof in hem het wapen, waarmeê ik iedere verleiding zal bestrijden.’
Dan begonnen die lange en wreede vervolgingen, welke de Christenmaagd tot eene der roemiijkste martelaressen voor het geloof maakte en die zij allen verdroog, gesterkt door den geest van Hierboven. Onder deze marteling was die welke de schilder, wiens naam wij aan het hoofd van dit artikel schreven, tot onderwerp van zijn tafreel koos. Zoo als wij zegden deed de keizer Philomena, met eenen anker aan den hals in den Tiber werpen; doch er daalden hemelgeesten neêr, welke het anker losmaakten en de martelares dreef zacht en kalm langs de oppervlakte des waters naar den oever.....
Ten slotte onthoofd, werd haar naam in eere gehouden door het volk en de Kerk plaatste haar onder de heiligen.
Het lichaam dezer heilige, die men den bijnaam van Wonderdoenster der XIXe eeuw heeft gegeven, werd te Rome, den 25 Mei 1802, in de catacomben gevonden. Men ontdekte er een gebroken fleschje bij met haar bloed en op den grafsteen de zinnebeelden der werktuigen, die tot haren marteldood gediend hadden, te weten: een anker, dat zij aan den hals had, toen men haar in den Tiber poogde te verdrinken; drie pijlen, waarmede men haar jeugdig en maagdelijk lichaam doorschoten had, en een palmtak, als zegeteeken der roemrijke overwinning door deze dertien jarige martelares behaald.
Het leven en dood van die jonge martelares is treffend en geen wonder dat de geloovige haar, na eeuwen, nog vereert en hare voorspraak inroept; dat de dichters haar hebben bezongen; dat de kunstenaars haar nog herdenken op het doek.
Om tot den schilder van het heerlijke tafreel der H. Philomena terug te keeren, willen wij hier eenige bijzonderheden aanhalen over dien kunstenaar, welke eene wezenlijke omwenteling in de kunst heeft gebracht.
Paul Delaroche werd in het jaar 1797 geboren en was zoon van eenen schatter in den Berg van Barmhartigheid te Parijs. In het vak der kunst opgeleid, was hij, even als zijn meester baron Gros, een der afscheurlingen der klassieke school David's. Hij zocht noch den griekschen stijl, noch dien der renaissance; hij nam een eigenaardig standpunt in en baande zich zelf eenen weg, 't geen voorwaar wel de schoonste roem is.
In al zijne scheppingen is Paul Delaroche waardig, kiesch, fijngevoelig, treffend; zijne onderwerpen zijn diep doorgrond en de uitvoering is, onder alle gezichten, schitterend. Zijne schilderij de dood van Jeanne Grey is een meesterstuk van treffend gevoel en schilderachtige uitvoering, niet minder is zulks zijn tafreel de dood van Elisabeth, terwijl zijn Cromwell het lijk van Karel I beschouwende, een werk van de verhevenste orde is, bestemd om wat men heet époque te maken in de kunst der XlXe eeuw.
De kenner wijst verder zijn Richelieu aan, zijn Mazarin op zijn doodbed en in het gewijde vak: de H. Sebastiaan, Christus van het kruis afgedaan; de H. Amelia en wij moeten hier vooral van Christus in het hofke der Oliveten gewagen, eene prachtige diep gevoelde schilderij, welke wij terzelfder tijd als de jonge christene vrouw (de H. Philomena) te Gent mochten bewonderen.
Deze laatste, is voor onze uitgaaf, op hout overgebracht en zal voorzeker niet eene der minste treffende tafreelen zijn, welke wij onzen lezers reeds te bewonderen gaven.
Wij hebben in België eene gelijksoortige traditie, welke wij hier willen aanhalen; het is die der ‘fiere maagd’ zoo als het volk van Leuven die Belgische martelares noemt. En onzen dichter, Frans de Cort, heeft daarop eenige zeer lieve regelen geschreven. Luister: