De Belgische Illustratie. Jaargang 1(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Grootmoeders les. De kleine Marie, voor het uiterlijk zoet, Door ieder gevierd en bemind, Met lokjes zoo blond en met oogjes vol gloed. Was grootmoeders lievelings kind. Toch sprak uit die oogjes een plaagzieke aard, Die 't poesje boosaardig betrof; Zij kneep 't in den nek, of zij trok 't aan den staart. Maar eens maakte 't kind het te grof, Want kattengeduld loopt ook eindlijk ten end: En het beestje gaf snel haar een krab Op het handje zoo zacht, zoo gevierd, zoo verwend, En 't kind strafte poes met een klap. Toen liep het ontzet, op de wangen een traan, Door schrik en door pijn overmand, Met droevig misbaar op de grootmoeder aan, En toonde de bloedende hand. Grootmoeders les Maar grootmoeder nam snel dit voorval te baat, En zei met een deftige stem Tot kleine Marie, met een effen gelaat, Deez’ woorden vol nadruk en klem: ‘'t Staat lief in een kind als het volgzaam en stil, Naar 't woord van meer wijzen zich voegt; Wanneer het niet toegeeft aan luim en aan gril En zich in geen kwaaddoen vernoegt. Bestuur, liefste kind, dus uw handjes en tong; Dit krabje, 't is spoedig geheeld! Nu vindt men uw streekjes nog snaaksch; gij zijt jong, Gij wordt bij uw bitsheid gestreeld. Maar groeit met uw jaren, ik zeg het met smart, Uw plaagzucht, - in plaats van een beest Slaat licht dan een mensch u een wond in het hart, Een wonde die nimmer geneest.’ Utrecht. G.C. Vorige Volgende