Schilderij van Dujardin.
In onze driejaarlijksche tentoonstellingen is het getal stukken, wier onderwerpen uit de gewijde geschiedenis gekozen worden, schier onbeduidend geworden. Les dieux s'en vont schreeuwt de tijdgeest; de dagen der gewijde kunst zijn voorbij.
En waarom, vragen wij?
Omdat er geen geloof meer bestaat, gelijk tijdens Fra Angelico en de van Eyken! antwoordt men juichend.
De reden van het verval der gewijde kunst ligt niet dààrin. Indien wij hier dit vraagpunt moesten behandelen zou het niet moeieijk zijn te doen zien, dat zulks aan gansche andere redenen is toe te schrijven.
Schilderkunst ondergaat, even als veel andere dingen, den invloed der mode, als wij het zoo mogen noemen, en er is slechts een enkel overwegend genie noodig, dat zijne kracht andermaal puttende in het godsdienstig gevoel, den nu afgeleiden stroom weêr in die richting zal terug voeren.
Een ander vraagpunt is dit, of de kerkfabrieken, in den tegenwoordigen toestand, wel in staat zouden zijn om de dikwijls fabelachtige sommen te betalen, die vele schilders voor hun werk zouden eischen?
Dit punt behandelen is ons doel niet: wij bezitten, wat de tijdgeest ook schreeuwe, nog altijd een aantal kunstenaars, die de gewijde schildering met goeden uitslag, met erkend talent blijven beoefenen, en onder deze bekleedt professor Dujardin eene verdienstelijke plaats.
In onze laatste driejaarlijksche tentoonstelling exposeerde die kunstenaar een tafereel de H. Familie, dat wij, door hem geteekend in gravuur weêr geven - eene aanmoediging, denken wij, voor andere schilders, welke hunne tafreelen voor de Illustratie op hout willen brengen - en dit stuk draagt zeker wel de type der naïveteit en van zuiver gevoel dat de gewijde schilderstukken der oude meesters kenmerkt.
In gansch die voorstelling heerscht er kalmte; er stroomt een innig leven door heen, dat ons zegt: arbeid verheft en zaligt. Als groep, teekening en koloriet is het werk zeer verdienstelijk.
Het tafreel van professor Dujardin is geplaatst in eene der kerken te Tilburg (Noordbrabant) en siert het altaar van het broederschap der H. Familie, hetwelk aldaar onder de werkmansklasse op eene breede schaal is ingericht.
Een ander bewijs dat de gewijde kunst nog talentvolle beoefenaars telt in onzen tijd, vindt men in de schilderijen van Hendrix, in de kathedraal van Antwerpen geplaatst. Zij zijn een klinkend protest tegen de bewering der dagbladen, die in onze dagen de stemmen van penseel, beitel, pen en potlood zouden willen versmachten, wanneer deze slechts getuigenis geven van godsdienstig gevoel.
V.