koning een verblijf te geven, dat aan zijn prachtlievendheid en kunstzin beantwoordde, en hadde de tegenspoed, die hem in de laatste jaren zijns levens trof, het niet belet, Versailles zou letterlijk een wereldwonder geworden zijn. Hij vestigde er zich in het jaar 1683, ofschoon het werk nauwelijks eerst aangevangen kon gezegd worden, want terwijl hij er woonde, voegden zich nieuwe gebouwen bij de vorige, en werden reeds bestaande vereenigd; en terwijl schilders en beeldhouwers zalen en galerijen met de voortbrengselen van hun genie opluisterden, legde Le Nôtre de hovingen aan.
Het zou een omslachtig en vervelend werk zijn den gang van den arbeid hier in al zijne bijzonderheden te volgen; liever voeren wij den lezer in de voornaamste vertrekken rond, om hem eenig denkbeeld van het geheel te kunnen geven en bespreken tegelijkertijd eenige geschiedkundige gebeurtenissen.
Het kasteel heeft ongeveer den vorm van eenen arend met uitgespreide vleugelen; de middelgebouwen zijn het werk van Lodewijk XIII, hunne versiering en de aanleg der lange zijvleugels dat zijns zoons. Het kasteel door het groote midden- voorportaal binnentredende, heeft men aan de rechterzijde de kapel; zij heeft eene lengte van 35 ellen en bezit nog de tribune, waar Lodewijk XIV in vrome aandacht de godsdienstoefeningen volgde. Zij is van eene smaakvolle bouworde en wordt het laatste kunststuk van den architekt Mansard genoemd.
De vijanden van Lodewijk XIV hebben beweerd dat hijeen ongodsdienstig mensch was en een huichelaar, als hij van godsdienstige gevoelens blijken gaf. Niets is minder waar dan dat, en het tegenwoordige geslacht begint reeds de nagedachtenis van dien koning te wreeken. Lodewijk had bij groote gebreken schitterende deugden; zijn grootmoedigheid kon den godsdienst niet als masker gebruiken. Toen hij zich aan den Paus vergreep, deed hij het in het openbaar en vervolgde hem niet met geheime listen, zooals de tegenwoordige belagers der Kerk doen. Nadat hij van de dwalingen zijner jeugd was teruggekeerd, vervulde hij getrouw zijne godsdienstplichten. Behalve op Paschen trad hij vijfmaal in het jaar tot de H. Tafel, hoorde dagelijks de Mis, woonde driemaal 's weeks het Lof bij en onderhield zeer streng de vastendagen. Die zich oneerbiedig in de kerk gedroeg, haalde zich zijne ongenade op den hals, en den priester, die hem en het hof hunne gebreken onder het oog bracht, hoorde hij met onderwerping en eerbied aan. Bossuet, die de grooten der aarde niet vreesde, had hem zeer dikwijls onder zijn gehoor, en tot Massillon, nadat deze een zeer strenge predikatie had gehouden, zegde Lodewijk terwijl hij van zijne hovelingen omgeven was: ‘ik heb in mijne kapel verscheidene predikers gehoord, over wie ik zeer tevreden was, maar naar u luisterende, ben ik ontevreden over mij zelven geworden.’
Niet verre van de kapel bevindt zich de groote trap, die naar ruime vestibulen leidt, van waar men in de zalen komt, die elkander in lange rijen op volgen. Die zalen, door Lodewijk en zijn hof bewoond, ontvingen de namen van goden uit de fabelleer. De slaapkamer des konings en de raadzaal grensden aan de groote galerij, die een verblindende pracht ten toon spreidde. Eenige heerlijke schilderwerken, die muren en plafonds bedekken, verplaatsten den toeschouwer in eene tooverwereld. Op de tweede verdieping bevonden zich kleinere vertrekken, ingericht voor personen van minderen rang, die aan den dienst des konings onderworpen waren.
De verschillende zalen der middengebouwen en der vleugels bevatten alles wat de verbeelding kostbaars en heerlijks kon uitdenken. Goud, zilver en kunst waren alom met kwistige hand aangebracht. Men kon, vóór de revolutie ook aan Versailles hare schendige hand sloeg, geen zaal binnentreden, of men ontmoette een marmeren schoorsteen, waarvan de mantel marmeren of zilveren beelden, vazen of urnen droeg, meubelen van kostbaar hout vervaardigd en met zilver en goud ingelegd, waaronder voornamelijk de tafels het eerst de aandacht tot zich trokken, schilderstukken op muren, vloeren en zolders, tooneelen uit de geschiedenis of fabelleer voorstellende, damasten of zijden gordijnen, die het daglicht verzachteden, waardoor het inwendige der zaal met een tint van majesteit overgoten werd.
De tuinen van Versailles, zegden wij, werden door Le Nôtre aangelegd; deze kunstenaar, intendant van de tuinen der Tuileriën, werd in 1613 geboren en stierf in 1700. Nadat hij de tuinen van Cligny, Chantilly, Saint-Cloud en meer andere tot 's konings hooge tevredenheid had aangelegd, ontving hij den last het kasteel van Versailles door eenen lusthof te omringen, die de wereld zou verbazen. Le Nôtre ging aan het werk, en toen zijn plannen gereed waren, kwamen legioenen van arbeiders om die te volvoeren. Hoe zullen wij eene beschrijving geven van die bekoorlijke tuinen, daar de meest volmaakte teekening daarvan niet het duizendste kan geven van den indruk, dien de werkelijkheid op den toeschouwer maakt! Hoe kan men waarheid die bloembedden, die boschjes, die fonteinen, die vijvers, die tallooze standbeelden. symetrisch geplaatst, afschilderen, die water, groen en bloemen met leven en gloed schijnen te bezielen! Men mag zeggen dat alles is aangewend om het oog te bekoren. Niets is aan het toeval overgelaten; en de verrassingen, waarop men bij iedere schrede wordt vergast, zijn zoo natuurlijk, dat het bij nadenken ophouden verrassingen te zijn, ofschoon zij het bij den eersten aanblik altijd blijven.
Alles is in groote afmetingen ingericht; de breede lanen, groote grasperken, die soms een enkelen boom, een fontein of standbeeld dragen, om zekere partij te beter te doen uitkomen, de statige bosschen, hier en daar den horizon dragende, schijnen naar onze ekonomische begrippen alle verhouding te missen, en toch duizelt men bij den oogslag op het ontzagverwekkend geheel. De bevolking eener groote stad kan er naar welgevallen omdwalen, en die van Parijs, door den spoorwagen aangebracht, verdringt zich op Zon- en feestdagen in dichtgepakte massa's aan de verschillende ingangen maar heeft zich weldra in de eindelooze lanen en slingerpaden verloren. Als er honderdduizend Parijzenaars wandelen, ziet men eerst dat er menschen in de tuinen van Versailles zijn, die het werk van Le Nótre en Lodewijk XIV bewonderen.