De Arabier en zijn ezel.
Eens ging een Arabier in diepe gedachten Verzonken met eenen ezel aan een touw achter zich naar Bagdad. Hem volgden drie dieven. ‘Willen wij dien boer eens van zijn ezel ontlasten?’ vroeg de een.
‘Hoe zou dat kunnen geschieden!’ zeî de ander.
‘Volg mij maar,’ hernam de eerste. Hij sloop toen op zijne teenen naar den ezel, maakte onmerkbaar den halster los, deed hem om zijn eigen hals en volgde zoo den boer, middelerwijl zijne gezellen zich van den ezel meester maakten. De slimme dief het zich nu zoo lang door den boer leiden, tot hij er zeker van was dat de ezel in veiligheid gebracht was. Toen bleef hij staan. De boer trok en trok nogmaals, maar zijn anders zoo gewillige ezel bleef weigerachtig, en toen hij zich omkeerde om de oorzaak daarvan te vernemen, zag hij tot zijne verwondering dat er een menschenhoofd in den halster stak.
‘Wie zijt gij?’ vroeg hij ontsteld.
‘Ik ben uw ezel,’ antwoordde de dief, op ootmoedigen toon. ‘Luister naar mijne geschiedenis, goede meester. Ik heb eene oude, zeer vrome moeder, die ik veel verdriet heb aangedaan. Toen ik eens op zekeren dag dronken bij haar kwam, vermaande zij mij dat ik mijn slecht levensgedrag zou laten varen. Ik, rampzalige, nam toen een stok en ging mij zoo ver te buiten dat ik haar sloeg. Toen riep zij den toorn des Hemels over mij af; Allah veranderde mij in eenen ezel en liet mij in uwe handen vallen. Heden heeft mijne goede moeder Allah weten te bewegen dat hij mijn ongelukkigen toestand zou veranderen, en nu ben ik weêr een mensch geworden.’
‘Allah is groot en Mahomed is zijn profeet!’ riep de boer getroffen; ‘ik moet u om vergiffenis bidden, arme man, dat ik u als elken ezel heb behandeld.’
Na deze woorden maakte hij den halster los en schonk zijn gewezen ezel de vrijheid, die onder veel dankbetuigingen werd aangenomen.
De onnoozele boer spoedde zich nu in groote opgewondenheid naar zijne woning terug, die in de nabijheid der stad stond. Toen zijne vrouw het ongewone geval vernam, sloeg zij vol verwondering de handen boven het hoofd samen. ‘Ongelukkigen, die wij zijn,’ riep zij uit, ‘wij hebben jaren lang een mensch als een dier laten werken en rauw eten gegeven.’
Daarop viel zij op de knieën om Allah vergiffenis te vragen voor het kwaad dat zij, ofschoon onwetend, had bedreven. Toen zij haar gebed geëindigd had, raadde zij haar man aan om terstond naar de markt te gaan. ten einde een anderen ezel te koopen, daar zij dien voor hun werk noodig hadden.
De boer volgde haren raad en vond op de markt zijn eigen ezel. Hij werd diep verontwaardigd, bracht zijn mond aan het oor van het dier en zegde op den toon van diepe verachting: ‘Ellendige, gij hebt u waarschijnlijk op nieuw aan den drank overgegeven en uwe moeder geslagen; gij moogt van geluk spreken, dat gij nu niet in een draak veranderd zijt. Allah is groot!’
Hij ging toen naar huis zonder naar een anderen ezel om te zien.