Een Missionnaris-diplomaat.
Wie kent pater de Smet, wie kent den moedigen Vlaming niet, die jaren lang in den Oregon, in het Rotsgebergte en andere schier ongenaakbare streken van Amerika, het ware Christendom verkondigde? Wie van ons heeft die belangwekkende brieven niet gelezen, waarin deze missionaris zijne reistochten tot voortzetting van het Katholicism, in een zoo aangenamen als sierlijken vorm, beschrijft?
Pater de Smet is gewis in België een populair man, een der meest vereerde priesters en men is fier op hem als Katholiek en als Belg. De Belgische Illustratie hoopt weldra in staat gesteld te zijn; het portret waarbij gevoegd eene levensbeschrijvende nota over dien verdienstlijken pater Jesuit af te kondigen.
Voor het oogenblik willen wij enkel de aandacht in roepen op een feit, merkwaardig onder alle opzichten, hetwelk ons deze dagen door de Amerikaansche dagbladen werd meêgedeeld.
Men kent allen de pogingen van het gouvernement der Vereenigde-Staten van Amerika, om de wilde volksstammen, welke dit onmeetlijk land nog in zijnen schoot bevat, tot eene vredelievende stemming opzichtens de blanke beschaving te brengen. Men weet ook hoe vruchteloos die pogingen van pacificatie tot nu toe zijn geweest en welke schatten en menschenlevens zulks reeds heeft gekost en nog kosten zou, hadde het meergemelde gouvernement niet eene andere, eene gewis meer praktische baan ingeslagen.
Op het tijdstip dat dergelijk besluit genomen werd, bevond zich pater de Smet, afgebeuld van den arbeid en de jaren, in een der talrijke huizen zijner orde in het meer beschaafde deel van Amerika. Het was tot hem dat het gouvernement zich richtte, tot den priester des vredes, opdat hij voor zijne bemiddeling zou bekomen wat het reuzengeweld der republiek niet bemachtigen kon, zelfs niet met de opoffering van 500 millioen dollars en het te wapen roepen van 200,000 soldaten, eene beraming door een der voornaamste zijner veldheeren opgemaakt.
De taak was zwaar, ontmeetlijk groot: pater de Smet telt niet minder dan 68 jaren; de afstand beliep honderden mijlen; de reis was vol gevaren: schier op elken stap wachtte hem de dood, hetzij door de barheid der natuur, door het wilde gedierte, of door het scalpeermes der wilden. En toch heeft de edele Vlaming niet geaarzeld den gevaarvollen tocht te ondernemen, als vredes-onderhandelaar te vertrekken, het martelaarschap uit te dagen en alzoo aan de wereld te toonen wat het Katholicism vermag.
De Catholic Telegraph bevat nu over die zending een paar brieven, de eerste gedateerd uit het fort Rice en het handteeken dragende der officieren, kommissarissen voor den indiaanschen vrede; de tweede gedateerd uit het fort Sully, en onderteekend door generaal Stanley, alias Cannon-Ball. De op fort Rice aanwezige officieren, de plaats waar de vereeniging der indiaansche opperhoofden gehouden werd, betuigen aan pater de Smet hunnen dank voor het welgelukken zijner pogingen voor de overgroote diensten welke hij aan den lande en aan de wereld bewezen heeft. Zonder hem zou er geene mogelijkheid geweest zijn, om die gevreesde opperhoofden tot het deelnemen aan eenige bijeenkomst te bewegen en hen tot vredelievende gevoelens te stemmen.
‘Wij verklaren’, zeggen de officieren, ‘dat de uitslag, dien wij bekomen hebben, niet kon worden verkregen dan dank aan uwe lange reis, zoo vol moeilijkheden, in het hartje der vijandelijk landstreek en dank aan den invloed, dien gij zelfs bij de meest vijandige stammen, door jaren arbeids, verworven hebt. Wij weten wel dat onze dankbetuiging bij u slechts geringe waarde kan hebben en dat gij de ware voldoening voor al de ontberingen, welke gij onderstaan hebt, zult vinden in het zalige denkbeeld dat gij veel gedaan hebt om vrede op aarde en liefde voor den evenmensch te verspreiden; doch dit alles belet hunne dankbaarheid en de groote verplichting van het vaderland jegens den katholieken zendeling niet.’
Generaal Stanley, schrijver van den tweeden brief, deelt aan den aartsbisschop Purcell, eenige omstandigheden over den tocht van Pater de Smet meê. De Umpkapagas weigerden elke toenadering en elk traktaat buiten de Sioux gesloten, zou in der waarheid geheel het werk nutteloos hebben gemaakt. Daarheen, naar die wreedaardige en onteugelbare stammen toog echter de man des vredes!
‘Van de moeilijkheden der reis’, zegt de briefschrijver ‘zou ik u slechts een onvolledig denkbeeld kunnen doen opvatten, of gij zoudt de onmeetbare vlakten moeten kennen, zoowel als den bloeddorstigen en wraakzuchtigen geest, zoo eigen aan den Indiaan, Pater de Smet is de eenigste witte man, die deze wreede stammen kan bezoeken en levend terug komen.... Een der opperhoofden, den Pater in het vijandelijk kamp sprekend, zegde: ‘Ware een ander dan gij gekomen, zwartrok, deze dag ware zijn laatste geweest’.
Die woorden kenschetsen genoegzaam de gevaren.
De weg van den missionaris liep westelijk van het Fort Rice; het vijandelijke kamp bevond zich op de Yellowstone-rivier; boven de monding der Powder-rivier en heen en weêr werden er, voor den tocht, zeven honderd mijlen vereischt; de landstreek is daarenboven eene ware woestijn, beroofd van plantengroei en waar zelfs dikwijls drinkbaar water ontbreekt.
De tocht ving aan: de Pater droeg het zwarte kleed zijner orde en hield het kruisbeeld in de hand.... ‘Hij is de eenigste man’, zegt de schrijver ‘aan wien ik de Indianen liefde en verkleefdheid heb zien betoonen; in hunne eenvoudige spreekwijze zeggen zij, dat hij de éénigste witte man is die nooit leugens heeft verteld.’ Twintig mijlen ver reisden zij hem te gemoet en de opperhoofden, naast den zwartrok rijdende, brachten hem in triomf naar hun kamp, en daar hielden de aanvoerders van den stam zelve de wacht wanneer hij sliep, uit vrees dat hem eenig ongeval mocht overkomen.
Drie dagen bleef Pater de Smet in het kamp. In den loop van den dag stroomden de kleine kinderen de keet binnen, waar hij verblijf hield, ‘en de moeders brachten hunne kleintjes tot hem, opdat hij zijne handen op hunne hoofdjes leggen zou en hen zegenen.’
In het vijandelijke kamp vergaderd, beloofden de opperhoofden dat de oorlog een einde zou nemen. Het opperhoofd, de zittende Stier, zegde, dat ‘hij de bitterste vijand der blanken was geweest, doch nu de zwartrok gekomen was en woorden van vrede had uitgesproken, hij lang genoeg oorlog had gevoerd en nooit de hand meer tegen den blanke zou opheffen.’ Pater de Smet heeft de ontembare opperhoofden als lammeren naar het fort Rice gevoerd en de vrede is daar geteekend.
De korte en eenvoudige schets ontroert u, niet waar? De rede daarvan is, dat het volbrachte werk zoo groot, zoo treffend, zoo verheven is; zoo ver buiten het bereik lag van de amerikaansche reuzenmacht, en het echter voltrokken werd door eenen grijsaard ‘met het gewicht van acht en zestig jaren op de schouders’, zegt Generaal Stanley en enkel gewapend met de zoete woorden van den Heiland: hebt elkander lief!
Het groote opperhoofd der Yanctonnais, de twee Beeren, zegde in zijne aanspraak tot den Pater Jesuit: ‘Wanneer wij ons neêrzetten om koorn te oogsten, vee te teelen en in huizen te leven, dan hebben wij vader de Smet noodig om te komen en te blijven met ons, en alsdan moet hij andere zwartrokken met zich leiden om met ons te leven, en wij zullen luisteren naar hunne woorden en de Groote Geest zal ons beminnen en ons zegenen.’