Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] In het Album van eene jeugdige Vriendin. ‘Reeds vergrijsd zijn mij de slapen, Glad en kaal is reeds mijn schedel, Ver is mijne jeugd vervlogen, Heel verouderd zijn mjn tanden; En om 't levenszoet te smaken Laat de tijd mij weinig over. Daarom treur ik onophoudlijk, Huivrig voor 't verblijf der schimmen.’ J.H. Hoeufft, vert. van Anakreon. 'k Laat Anakreon zoo praten: Ook voor mij is wel de Amandel Reeds bedekt met grijzen bloesem; En mijn Uurglas haast verloopen; En de Roos der vreugd - ontbladerd - Met een' nevel overtogen; [pagina 131] [p. 131] En de rustelooze Vlinder Reeds gereed, zijn vlies te ontvlugten! Maar zoo lang ik kan genieten, Liefde en Vriendschap kan gevoelen, En bij geurge mirteloover, Al 't genootne blij herdenken, En mijn vrienden en vriendinnen, Bij mijn zwakheên en gebreken, Nog mijn grijsheid niet versmaden, Maar mij 't lieve Bloempje gunnen, Dat beveiligt voor Vergeten!... Waarom zou ik dan reeds treuren? - Help mij dus, beminlijk meisje! Zoo lang nog mijn lampje flikkert Ook dat zoet gevoel behouden! J. VAN WALRÉ. haarlem, 1827. Vorige Volgende