Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Aan eenen Vriend. ...... ἣδομαι Φίλοις ἀγαθοις. Memor. Lib. I. Gap. VI - 14. Mijn Vriend! noch lacht de Zomer, Des levens ons zoo blij! Nog vlieden de uúrtjes zachtjes En zalig ons voorbij. Nog bloeit de lieve Lente, Die aller zinnen streelt, En kweekt ons menig roosje, Dat weinig doornen teelt. Nog gloeit de morgenkimme Van goud en purperrood, En doet ons dankend juichen: ‘ô God! wat zijt gij groot.’ [pagina 128] [p. 128] Nog vullen purpren druiven Den beker tot den rand, Die helder steeds blijft klinken, Voor Vorst en Vaderland. Nog lonkt en lacht ons de avond, Die reine wellust biedt, Als Cats en Poot en Tollens Ons streelen door hun Lied. Soms zet de lieve Muze Ons hart dan óók in gloed, Het bloempje aan Deugd geheiligd Bloeit... ook aan Pindus' voet. Mijn Vriend! die uurtjes snellen, En wij, wij snellen meê, Door 's levens wondre vloeden, Naar een' ons vreemde reê. Mijn Vriend! noch slechts een poosje Dan dekt ons 's aardrijks schoot, En nooit streelt ons dan weder Het lieflijk morgenrood! [pagina 129] [p. 129] Daarom, mijn Vriend! genoten Wat heden 't Lot ons schenkt, Ligt dat reeds Lachesis dra In Carons bootje ons wenkt; Daarom geen uur verloren, Waarin 't genot ons boeit, En blij geplukt het roosje, Dat eens, en eens slechts, bloeit. Daarom meer vastgestrengeld Den band, die ons omsluit, Opdat de schaar der Parken Daarop worde afgestuit. Laat ons zoo zaam genieten Der heilge Vriendschap trouw, Maar nooit de spreuk vergeten: ‘Wacht u voor naberouw!’ J.F. VAN GOETHEM. Vorige Volgende