Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] De Vriend van den Arme. Geschiedkundig Verhaal. 't Is avond: een nevel verduistert de maan: Een sombere doodskar treedt statig daar aan. Geen waschlicht verspreidt er zijn glansen om heen: Men ziet er geen' praalstoet, noch hoort er geween. 't Is 't lijk van een' Arme; geen vriend volgt het lijk: Er bommelt geen domklok, der rouwe ten blijk: God dank! ik bedrieg me: hij heeft toch een' vrind, Die hem in den dood, als in 't leven bemint. Verteederend schouwspel! daar volgt hij bedrukt, Zijn hoofd hangt zoo kwijnend ter aarde gebukt; Ook minde hem de Arme, als een rijke zijn kroost: Hij was hem tot vreugde en zijn eenige troost. [pagina 118] [p. 118] Verteederend schouwspel! daar volgt hij bedrukt, Zijn hoofd hangt zoo kwijnend ter aarde gebukt; De smart in het oog, dwaalt hij, huilende, rond; En, hemel! die Vriend is... zijn dierbare Hond. Ja, dierbaar, dat was hij, dat was hij voorwaar; Niets scheidde 't nooddruftig, 't gelukkige paar; Te zamen nu min, dan meer karig bedeeld, Vertoonde het Vriendschaps aandoenlijk beeld. ‘Verkoop mij dit dier, u tot last in uw leed, Wat deelt gij met hem een' gebedelden beet?’ Vroeg eenmaal een rijke aan den beedlenden man - ‘Verkoopen!’ was 't antwoord: ‘wie minde mij dan?’ Daar nadert men 't kerkhof en 't wachtende graf, En werpt er het lijk, met verhaasting, in af. De huilende hond springt in de opene groef, En krabt op de kist, en hij staroogt zoo droef! En, zuchtende, tuurt hij de grafmaker na, En denkt aan zijn vriend; hem ontvalt zijne spâ. 't Werdt laat, en hij blijft aan het schouwspel geboeid, Zijn wangen verbleeken, met tranen besproeid. [pagina 119] [p. 119] En ijlings verneemt hij een aaklig gegil, 't Versterft in een zucht - en is alles nu stil. Hij bukt in den graf-kuil, bij 't maanlicht, ter neêr: Den hond wil hij wekken: de vriend was niet meer. Daar stort hij, verwonnen van bittere smart: De Vriendschap streelt meestal den armen het hart. Rust, Edele Vrienden! rust zamengepaard! Hij zegt, en dekt de edele Vrienden met aard'. Hij snelt naar zijn Damon, met boezem geklop. Zij rigten wat zoden bij 't grafplekjen op. Vaak zitten ze er ver van des werelds gewoel, En storten een' zaligen traan van gevoel. P.J.M. VAN DUYSE. dendermonde. Vorige Volgende