Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Uitboezeming. Aan Roosje. Hoe zoet is 't, als de orkanen loeijen, Te rusten op het zachte dons, In de armen van zijn teeder meisje! Wat is dat zoet! Hoe zoet is 't, als het buijig Zuiden Ons hagelvlagen nederzendt, Zijn teeder meisje aan 't hart te drukken, Wat is dat zoet! Men hoort het loeijen der orkanen, Den hagel niet, die klettrend valt, Wanneer men naast zijn teedre sluimert, Men hoort het niet! [pagina 66] [p. 66] ô, Mogt ik op uw' boezem rusten, Wanneer de laatste stormwind loeit, Wanneer de laatste hagel klettert, Mijn Roosje lief! ô, Mogt gij me aan uw harte drukken, Als de onverbidbre dood mij naakt, De dood met zijne scherpe zeissen, Die 't al vernielt! ô, Drukke uw min dan nog een kusje, Eén kusje op mijn' bestorven mond! ô, Mogt ik sterven, u in de armen, Den zachtsten dood! Wel zult gij schreijen, dierbaar meisje! Schoon dit mijn rust niet storen zal, Schep moed dan, lieve, en droog uw tranen, Wij zien ons weêr! A.J. DOORNAERT, Jz. kortrijk. Vorige Volgende