Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] De Weg des Levens. (Naar het Fransch.) De groote heerbaan van het Leven, Biedt ons vier wisselplaatsen aan; Ofschoon met vaal cipres omgeven, Drok wordt zij dag es nacht begaan. 't Is immers 's Noodlots welbehagen, Dat 's Doods koetsier, de vlugge Tijd, Ten post in eenen grooten wagen, 't Geslacht der menschen voorwaarts rijdt. De mensch begint, bejagend voordeel, Dien tegt, als 't levens vuur ontbrandt, En in de herberg van 't Vooroordeel Ontbijt hij volgens ouden trant. [pagina 234] [p. 234] Des middags noodt hem Venus te eten, Als in 't voorbijgaan, gul en blij; Schoon moge de gastvrouw heeten, Al twistend gaat hij van haar zij'. Nu tot verstrooijng zijner zinnen, Als 't daglicht rijst ten derden trap, Stapt hij vol moed de herberg binnen Van Schoone Kunst en Wetenschap. Dees vindt hij vol, ja overladen Met jaloezij en nijd, wier list Een twee- of drietal Lauwerbladen Met sombre blikken hem betwist. Vervuld van billijk medelijden Met heel deez' stoet, hunn' ijdlen waan, Vertrekt hij en zit, moê van 't rijden, In Vriendschaps herberg 's avonds aan. Helaas! hier 't gul vermaak beoogend, Dat hem haar dak en tafel biedt, Roept weêr de Voerman onmedoogend: Vertrek! hier is uw rustplaats niet! [pagina 235] [p. 235] Hij gaat, wat kan zijn zielangst toomen, Al 't leed herdenkend; hij stapt af, Komt eindlijk aan, maar aangekomen, Beidt hem als rustplaats 't somber Graf. haarlem. V. LOOSJES. Vorige Volgende