Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] De Bloem. (Romance.) Schoone en liefelijke bloem! Gistren nog der velden roem, Thans ligt gij in 't zand verdord, Door den storm ter neêrgestort Schoone bloem! uw lot is duur, Toch 't is ons niet minder zuur: Wij zijn als uw bloosje ook teêr, 't Minste vlaagje stort ons neêr. Gistren nog, het hart vol min, Sprak de schoone herderin: ‘Dochter van den Dageraad, Morgen siert ge mij 't gewaad.’ [pagina 139] [p. 139] Maar van uwen steel zoo teêr Zonk uw blos en kelkje neêr: En de vriend van Doris kwam, Zocht - maar vond nog slechts uw' stam. Hij keert weêr en laat een' traan; ‘Vang niet, herder, 't schreijen aan, Die uw Doris nog geniet; Slechts hebt gij het bloempje niet. Maar helaas! mijn jonge Eleen Ging gelijk een schaduw heen: Haar gelaat was schoon en blij... Nu is vreugde en schoon voorbij. Haar ter heugnis heeft mijn hand Op haar graf een bloem geplant: Zie reeds driemaal aan dit graf Trok mijn hand dit bloempjen af.’ En nu volgde ik op het mos, 't Naaste pad in 't lomrig bosch, Toen ik 't woord, altijd zoo zacht, Hoorde: ‘Vriend, uw liefste wacht.’ kortrijk. J.J. DOORNAEAT, J.z. Vorige Volgende