Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Minnelied aan de Wijnflesch. (Vrije navolging, uit het Hoogduitsch, van den Dichter Kleist.) O Flesch! vol sap ten troost in smart en kommer, Dat mij verrukt! Wat heil voor hem, die u, in 't rozenlommer, Aan 't harte drukt. Ik lach met't lot, dat vaak mijn geest bezwaarde, Als gij mij vleit: Gij zijt mijn heul, mijn hemel reeds op aarde, Mijn zaligheid. Laat dwazen zich door 't schoon geslacht doen kwellen, 'k Spot met hun pijn: God schiep voor mij het bloed van muskadellen; 'k Leef voor den Wijn. [pagina 120] [p. 120] Hij schenkt mij kracht en hemelvreugd' in't harte, Door de oude deugd; Die water drinkt, lijdt kwelling, pijn en smarte, Heeft nimmer vreugd'. Ware Adam niet, had hij de druif gegeten, Bevrijd van nood? Die vader heeft in cidervrucht gebeten En stierf den dood. O, blijf voor mij, wat gij steeds waart voordezen, Zoo goed van smaak: Gij zult altijd mijn liefste deel hier wezen, Mijn zielsvermaak. En sterf ik eens, zink op mijn graf dan neder, En snik in rouw: Ach! ik zie nooit dien lieven vriend meer weder, Mij steeds getrouw. OUDENAARDEN. J. D'HUYGHELAERE. Vorige Volgende