Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *10] [p. *10] [pagina 85] [p. 85] Landmans Avondlied. Het uur der rust is aangevangen, De zon is schuil gegaan: Kom, wisch het zweet mij van de wangen, En, dierbaar wijf! regt aan. Sprei hier op de aarde uw tafellaken, Hier, onder d'appelboom; Daar plagt mij 't 's avonds goed te smaken, Ons tweebakbrood met room. Roep ras de kindren ook hier henen: Ik hunker naar den disch; Breng uit zijn wiegjen ook den kleenen, Zoo 't kind nog wakker is. [pagina 86] [p. 86] 'k Heb in de stad wel hooren luiden Hoe rijk de Koning smult; Hij eet gebraad, gesausd met kruiden, En koek, met vleesch gevuld. Daar is een man aan 't hof gezeten, Gekleed in goud en zij, Die regelt altijd 's Konings eten, En presideert er bij. God! laat het lang den Koning smaken! Ik gun hem vreugde en lust; Hij heeft ook dag en nacht te waken Voor ons geluk en rust. En leiden wij geen heerenleven, Wij lijden toch geen' nood! God heeft ons melk en kaas gegeven En boter op ons brood. Daar zijn wij landluî meê te vreden: God heeft ons wél gedaan; Zie! open tafel regt ik heden Voor al de starren aan. [pagina 87] [p. 87] Daar staat de maan te presideren Bij ons eenvoudig maal; Zij spreekt den zegen uit des Heeren Op onze broodpapschaal. Neemt, kindren! eet: wij hebben eten, Al mis ik goudgeel slijk; Zie, maanlief! door de looverreten, Ik, arme man, ben rijk! Naar Claudius. H. TOLLENS, Cz. Vorige Volgende