Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2
(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina 220]
| |
Nederland.
U zing ik, dierbre plek der aarde,
Die nog op deugd en grootheid boogt!
U zing ik, die eens helden baarde,
Wier moed ons hart nog fier verhoogt!
U, waar ik 't leven mogt ontvangen,
Mij aan de moederborst mogt prangen,
Van zorg en smarten nog bevrijd;
U wordt alleen mijn nietig leven,
Met vreugdgevoel niet veil gegeven,
Maar ook mijn lofzang toegewijd!
Ja Neêrland! in den rei der volken
Zoo schoon herrezen! groot en vrij
Verheft gij 't hoofd uit damp en wolken,
Van Frankrijks gruwb're slavernij.
| |
[pagina 221]
| |
Uw diepe wond was ras gelenigd,
Daar Batavier en Belg vereenigd,
Zijne oude grootheid weêr gevoelt;
En waar een wijze en dierb're Koning,
Gelijk een vader in zijn woning,
't Geluk slechts van zijn kroost bedoelt.
Ach! Frankrijk zinkt weer diep in 't duister,
Daar 't middeneeuwsche nacht vereert;
De Kastiljaan ligt in den kluister,
Door dwang en dweepzucht overheerd;
De wereldburger moet hier zuchten,
Maar Nederland heeft niet te duchten
Voor d'invloed van gewetens dwang:
De Godsdienst is hier vrij en veilig,
De Grondwet aan den Koning heilig,
Zoo naauw verknocht aan 't volks belang.
Gelijk door Phebus gouden stralen,
En blad en bloem en vrucht ontspruit,
Die zegen scheppen in de dalen,
Bij groen gewas en voedend kruid:
| |
[pagina 222]
| |
Zoo, Nederland! dankt ook verlichting,
Aan u 't bestaan van menig stichting,
Waar van men de eêlste vrucht verbeidt.
En die van 't Zuiden tot het Noorden,
Zoo wel aan Schelde als Amstelboorden,
Haar zegenvolle glans verspreidt.
Hier sticht de Wijsbegeerte een' Tempel,
Ter kennis van den hoogen God!Ga naar voetnoot(1)
En drukt de kweek'ling meer geen' drempel,
Door 't opgeklaard verstand bespot.
Ginds is Minerva's troon gerezen,
Op d'eigen grond, betreên voordezen
Door kinderen van Loyola;Ga naar voetnoot(2)
Hier ligt het persblok aan geen banden,
De geest des lichts zweeft in deez' landen,
En waarheid volgt die fakkel na.
| |
[pagina 223]
| |
Maar ook zijn hier de dierb're telgen,
Schoon door geen weelde of schat gevleid,
Het kroost van Batavier en Belgen,
Geen prooi der domme onwetendheid:
't Verstand wordt hier reeds vroeg ontwikkeld,
Voor 't goede, ware en schoon geprikkeld,
De deugd door 't kind reeds aangebeeên:
Zulks zal dat kroost op blijde klanken,
Eens aan den boom der kennis danken,
Die bloeit tot Nut van 't Algemeen.
Menschlievendheid hier aangebeden,
Heeft op deez' grond haar' troon gesticht,
En de armoê wordt niet slaafsch vertreden,
Maar temp'len voor haar opgerigt.
Hier ziet men straf en folteringen
Verzacht door Howards volgelingen;
Dáár wordt des vond'lings kreet gehoord;
Ginds doet een heigrond vruchten plukken,
Door schaamle aan lediggang te ontrukken,
In 't ned'rig schitt'rend Fred'riks-oord.
| |
[pagina 224]
| |
Wanneer de orkanen buld'rend loeijen,
Langs Holland, 't kunstgewrocht der aard',
En zeeën stijgen uit haar boeijen,
Die 't al verzwelgen in haar vaart:
Dan ziet men de oude deugd herleven,
Heel Nederland ter hulpe streven,
Tot hen, wie deze rampspoed slaat;
En, hoe gij, edele Amstellaren,
Bij 't al vernielend woên der baren,
Den breeden goudstroom vloeijen laat.
O Landgenoot! schouw rond op aarde!
Vertoef bij Spanjaard, Gal of Brit,
Waar, waar hervindt gij Neêrlands waarde,
En waar een land zoo vrij als dit?
Waar ziet gij hooger deugd betrachten?
Wat volk ziet in zijn nageslachten,
Den voortgang van des menschen geest?
Waar blinkt op hooger eeretrappen,
De kunst bij de eêlste wetenschappen,
Wier voedster ge immer zijt geweest.
| |
[pagina 225]
| |
Erken, erken voor God dien zegen,
Waarin gij u vol wellust baadt,
De rust, de vrede lacht u tegen,
Als tweedragt bij uw' nabuur slaat!
Vertrouwend kunt ge uw hoofd verheffen,
Geen banvloek kan uw' Koning treffen,
Geen dweepzucht, die zich om hem schaart.
Juich! gij kunt veilig u beroemen,
En dankend u naar waarheid noemen,
Het grootst, 't gelukkigst volk op aard'!
O heil het land! o heil de volken!
Wier Koning tevens Wijsgeer is,
Daar wet het bijgeloof geen dolken,
Daar treft volmaking 't doel gewis.
Ja, Vorst! wij blijven, opgetogen,
Op U, als op een' Vader bogen,
Die aan Zijn liefdehand ons leidt;
En Gij gevoelt als mensch en Koning,
De schoonste en schitt'rendste eerbetooning,
In tranen onzer dankbaarheid!
| |
[pagina 226]
| |
Moog' 't nageslacht Uw' Voorzaat eeren,
Als Vader van het Vaderland,
Zag Nieuwpoorts veld den dood trotseren,
Door Maurits, aan het stuivend strand;
Ons nakroost zal zich óók beroemen,
En een' geliefden Schutsheer noemen,
Die 't wezen schiftte van den schijn.
Ja, Eerste Koning! gij blijft leven,
En de eernaam, eens aan U gegeven,
Zal, Willem! die van Wijze zijn.
D.J. DEN BEER POORTUGAEL. IJperen. |
|