Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] De Herder. Een rieten stulp, een koppel vee, Ziedaar mijn sober deel; Maar met mijn herderinne meê Is 't mij een lusttooneel; En daarom sta ik hoed en staf Voor koningskroon noch schepter af. Wat geeft mij rang en kleederpracht, Of aanzien, roem en eer, Als slechts mijn herderin mij acht, Wat wensch - wat wil ik meer; En dringt de winter in mijn cel, Ik wikkel mij in 't schapenvel. [pagina *15] [p. *15] [pagina 217] [p. 217] Ik leef vergeten, maar te vreê, Van zorg noch leed bewust; Een stroobed is mijn legersteê, En toch slaap ik gerust; Ik weet van staat noch rijksbewind, Noch denk mij suf, of schrijf mij blind. Wat baat mij opgesmukte praal Of rijk versierde disch; Een kusje kruidt mij 't sober maal; Gezond ben 'k als een visch; Een koele dronk, een bete brood Voorziet in mijnen levensnood. Wat raakt mij 't rust'loos stadsgewoel En 't dav'rend krijgsgeschal; Ik adem ruim en frisch en zoel In 't vrij en bloem'rijk dal, Mijn liefjes zang en 't vog'lenkoor Streelt reeds bij 't morgenrood mijn oor. [pagina 218] [p. 218] Wat schonk mij 't trotsch verheven dak, Door zuilen onderschraagd; Mijn' schedel dekt een groene tak, Die bloeit en vruchten draagt; De bliksem steekt paleizen aan, Maar laat de hutten veilig staan. Wat deert mij 't oog verblindend goud, Met slaafsche vlijt vergaârd, En, schoon geen roover schildwacht houdt, Schier slapeloos bewaard: Ik grendel nooit mijn hutje digt, En ben nog nimmer opgeligt. De wangunst heeft mij nooit benijd, De laster nooit belaagd; Te scherp van tand is slechts de tijd, Die aan mijn leven knaagt; Maar naakt mij ook in 't eind de dood, Ik heb geen vrees en ken geen' nood! [pagina 219] [p. 219] O! sluimer ik dan zachtjes in, (Is staag mijn zielebeê) In de armen van mijn herderin En bij mijn grazend vee; En dekk' me een zoô van d'eigen grond, Waar eens mijn schomm'lend wiegje stond! Een rieten stulp, een koppel vee, Ziedaar mijn sober deel; Maar met mijn herderinne meê Is 't mij een lusttooneel; En daarom sta ik hoed noch staf Voor koningskroon noch schepter af! A.J. TEN HAGEN, Jz. Gorincuem. Vorige Volgende