Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 226] [p. 226] Het Graf der Gelieven. Niet ver van de wilgen, daar ginds in 't verschiet, Niet ver van het beekje, dat murmlende vliet, Daar rusten, daar slapen gelieven bij een; Ach! drijf daar, o herder, uw schapen niet heên. Nog toont men twee linden, door beiden geplant, Van ieder gekend en vereerd in het land; Nog vindt men hun namen op menigen boom, Ofschoon door de jaren omschorst met een' zoom. De schoone Clorinda viel neêr in een' kuil, Haar trouwe Myrtillis vernam haar gehuil; Hij zag zijn geliefde, die jammerlijk zonk, En vloog tot haar redding, en viel - en verdronk! Nu rijst er en praalt er een kruis op hun graf, En teekent hun' rampspoed den wandelaar af; En wie daar ook heên gaat en trekt door het woud, Die leest het gebeurde, gesneden in 't hout. [pagina 227] [p. 227] De reiziger schrikt, wordt in 't harte geroerd, Om 't lot dat hen zamen in 't graf heeft gevoerd, En zucht er en stort een' meêwarigen traan, Alvorens hij henen en verder zal gaan. Soms wordt op het graf, bij het vallen der nacht, Een kransje van loover en bloemen gebragt, En nimmer, zoo lang als de zon ons verlicht, Vergeten de herders dien heiligen pligt. Een eeuwige stilte heerscht rond in dit oord, Daar worden geen blijde gezangen gehoord; Daar dansen geen maagden op 't jeugdige gras: Neen! alles eerbiedigt der minnaren asch. Niet ver van de wilgen, daar ginds in 't verschiet, Niet ver van het beekje, dat murmlende vliet, Daar rusten, daar slapen gelieven bij een; Ach! drijf daar, o herder, uw schapen niet heên. C. SERRURE. antwerpen, 1825. Vorige Volgende