Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] Aan mijne Gade, Op haren geboortedag. Als de winter, o mijn waarde! 't Golvend beekjen effen komt, En de sneeuwvlok strooit op aarde, En de moede scheepvaart stremt; Als hier, overkropt van rouwe, 't Stervend jaar naar ruste hijgt, En, gelijk een weduwvrouwe, Naar de stille groeve nijgt; Als de storm, bij 't stergeflonker, Door het dor geboomte ruischt, En het ijs in 't nachtlijk donker, Dijk en dammen tegendruischt; [pagina 224] [p. 224] Dan zie ik, aan 's hemels kimmen, Schoon in nevelen gehuld, Uit den nacht een' ochtend klimmen, Die mijn ziel met vreugd vervult. Dan zie ik den blijden morgen, Dien mijn' gâ voor 't eerste zag, Toen zij, onder 't kleed geborgen, In het schomm'lend wiegje lag. 'k Voel dan wat ik mag omvatten In mijn teêrgeliefde vrouw; Wier bezit ik voor geen schatten, Voor geen kroonen missen zou. 'k Voel dan wat ik mag omarmen In de moeder van mijn kroost, Als we ons bij den haard verwarmen, Die den droeven winter troost. - Hier, aan eigen haard gezeten, Dierbre! door ons kroost omringd, Kunnen wij den storm vergeten, Die door 't vorstlijk marmer dringt. [pagina 225] [p. 225] ‘Hemelvader! bron van 't leven! Door wiens gunst mijn vrouw verjaart, Die mij liefd'rijk hebt gegeven, Wat uw vaderzorg nog spaart. Blijf, o blijf haar leven sparen; Gun haar vreugde op 's levenspad, Dat zij reeds een viertal jaren Vrolijk aan mijn zij betrad. Laat mijn kroost zijn dierbre moeder, Mij, mijn trouwste gezellin; En leid eens, o Albehoeder! Ons uw' blijden Hemel in!’ H. As. zoon DOIJER. zwolle, 31 December 1825. Vorige Volgende