Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Een nieuw Lied, van een Meisje en een' Schipper. Gezongen ter bruiloft van jonkh. W.V.R. en jonkv. E.O.T.N. Wijs: Als 't begint. 't Was ochtend; een meisje ging wand'len aan 't strand; Een bootje, dat vlagde, lei reê; En straks was de vriend'lijke schipper ter hand, Die sprak: ‘Schoon kind, wilt gij meê? 't Is het regte getij om te varen, Nu de morgenzon glanst op de baren. Grijp moed, schoon kind, en vaar meê!’ Het meisje, met blosjes op voorhoofd en wang, Stond peinzend aan 't ruim van de zee; Daar klonk uit den hoogen een toovergezang; Daar murmelde 't zacht langs de reê: [pagina 18] [p. 18] ‘Ga varen, lief kind! ga varen! De morgenzon glanst op de baren: Gij voert het geluk met u meê!’ Maar tranen bedauwden een moederlijk oog: Het scheiden, het missen doet wee! En troostend begon weêr de zang van omhoog, En blijder herhaalde de reê: ‘Laat varen 't jong paar! laat varen! Gelijk van gemoed en van jaren, Doorkruist het een veilige zee!’ Wat deed nu het meisje? het waagde de kans; En luid riep de schipper: ‘Hoezee!’ En de golfjes droegen, met vrolijken dans, Hun bootje van de effene reê. Blijf varen, jong paar, blijf varen! Gewiegd op de hupp'lende baren, In 't zonlicht van voorspoed en vreê! A.C.W. STARING van den WILDENBORCH. wildenborch, 1825. Vorige Volgende