Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 1(1826)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Het Kegelspel. Een dichter ging een lied beginnen, En riep, uit nood, met luider stem, Den bijstand in der zanggodinnen, Maar 't negental bleef doof voor hem. - Daar hij, in weerwil van zijn smeeken, Geen gloed kreeg in zijn poëzij, Zwoer hij, voorbeeldig zich te wreken, Door nooit gehoorde spotternij. - 't Ontworpen feit wordt straks voltrokken: Hij hangt zijn speeltuig aan den wand, En grijpt een handvol houten blokken, Gestapeld voor den winterbrand; Hij maakt er leden aan en koppen, Hij schaaft de lijven glad en rond, Hij hakt en beitelt negen poppen, En plaatst ze voor zich op den grond; - [pagina 20] [p. 20] Hij grift den naam der zanggodinnen Op 't ruw bewerkte negental, En gaat nu peinzen en verzinnen, Hoe hij haar best bespotten zal. - Hij geeft de zangnimf ezelsooren, Terpsichoré een paardenbeen, Plaatst Clio's hoofdje 't achterst voren, Gebogcheld maakt hij Melpomeen; Hij slaat Euterpe's neus aan stukken, De pleitmaagd krijgt een zotskap op; De starbespiedster hinkt op krukken; Thalia duikelt op haar kop. Nu bleef hem Callioop nog over, Haar toefde wel de zwaarste straf, Daar hij, in steê van Pindus loover, Haar breedgebogen horens gaf. - En nu, gramstorig opgestegen, Koelt hij zijn wrok en euvelmoed; Hij schopt en trapt haar alle negen, En plaatst haar dan weer op den voet. Nu schaaft hij blokken af tot ballen, En gooit er meê haar reijen in, [pagina 21] [p. 21] En doet de negen zusters vallen, En spot met ied're zanggodin. - Daar komt zijn buurman binnen treden, Die bij dit schouwspel dieper denkt; Daar 't beeld der Muzen, grof gesneden, Hem straks een' geestig' inval schenkt. - Hij plaatst de juffers regelmatig In rechte lijnen, goed gerigt; En juist in 't midden stelt hij statig De Muze van het heldendicht. - Nu gaat hij straks een spel verzinnen, Een wedstrijd met zijn speelgenoot, Wie meest der negen zanggodinnen Omver zal werpen in één stoot. - Dan wil hij eene uit allen mikken; Slechts haar doen tuim'len in den hoop; En kiest, na wegen en na wikken, De hooggetopte Callioop. - Hij wil daarop een' eerprijs zetten; Zijn vriend gooit acht van 't zustertal, En zamen vormen plan en wetten, Waarnaar men verder werpen zal. [pagina 22] [p. 22] Zij zien, beproeven en doorgronden, Hoe 't best de bal de blokken raakt; 't Ontwikkeld denkbeeld werd volmaakt: En 't Kegelspel was uitgevonden. J. VAN OOSTERWIJK BRUYN. Vrij gevolgd naar Langbein. amsterdam, 1825. Vorige Volgende