Art. 74. - Hij heeft het recht van de munt, ter uitvoering van de wet.
Art. 75. - Hij heeft het recht brieven van adeldom te verlenen, zonder ooit enig voorrecht daaraan te mogen verbinden.
Art. 76. - Hij verleent de militaire orden met inachtneming van hetgeen de wet daaromtrent voorschrijft.
Art. 77. - De civiele lijst wordt door de wet vastgesteld voor de duur van 's Konings regering.
Art. 78. - De Koning heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet en de bijzondere krachtens de Grondwet uitgevaardigde wetten hem uitdrukkelijk toekennen.
Art. 79. - Bij 's Konings overlijden komen de Kamers zonder bijeenroeping samen, uiterlijk de tiende dag na die van het overlijden. Indien de Kamers te voren ontbonden zijn en de nieuwe Kamers bij het ontbindingsbesluit zijn bijeengeroepen tegen een later tijdstip dan de tiende dag, treden de oude Kamers weer op totdat de Kamers, die haar plaats moeten innemen, bijeenkomen.
Is slechts één Kamer ontbonden, dan wordt, ten aanzien van die Kamer, op gelijke wijze gehandeld.
Te rekenen van het overlijden van de Koning en tot de eedaflegging van zijn troonopvolger of van de regent, wordt 's Konings grondwettelijke macht in naam van het Belgische volk uitgeoefend door de in rade verenigde ministers, en onder hun verantwoordelijkheid.
Art. 80. - De Koning is meerderjarig als zijn achttiende jaar vervuld is.
Hij neemt eerst bezit van de troon nadat hij, in de verenigde vergadering der Kamers, de volgende eed plechtig heeft afgelegd:
‘Ik zweer de Grondwet en de wetten van het Belgische volk na te leven, 's Lands onafhankelijkheid te handhaven en het grondgebied ongeschonden te bewaren.’
Art. 81. - Indien, bij 's Konings overlijden, zijn opvolger