Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
Een boek over onze Hedendaagsche schrijftaalGa naar voetnoot(1).Uitdrukkingen die in het Nederlandsch wel voorkomen.ONTMOETEN (bladz. 133). - Ten opzichte van dit werkwoord is eene eenigszins ruimere opvatting dan die van Dr. De Vreese geoorloofd. Het kan zeer goed gebruikt worden met lijdende voorwerpen als moeilijkheden, bezwaren, tegenstand en zinverwante woorden. De volgende zin wordt dus ten onrechte afgekeurd: De vorst, verbolgen over den wederstand (beter: tegenstand) die zijne ontwerpen ontmoetten.... Ten anderen, het woord aantreffen, door Dr. De Vreese aan 't hoofd van zijn artikel opgegeven, zou hier niet passen. - Het laatste citaat is het volgende: de uitgave van uitgebreide Nederlandsche werken op een speciaal gebied ontmoet te veel moeilijkheden, waar Dr. De Vreese bij aanteekent: ‘hier zou het ww. opleveren uitnemend passen’. Moeilijkheden opleveren en moeilijkheden ontmoeten is echter niet hetzelfde. Een arbeid levert moeilijkheden op, wanneer deze aan den arbeid zelven verbonden zijn; hij ontmoet moeilijkheden, wanneer bijkomende omstandigheden daarvan de oorzaak zijn. | |
[pagina 342]
| |
TREDEN (II) (In werking -) (bladz. 197). - Deze uitdrukking is geen gallicisme, en de overeenkomst met fr. entrer en vigueur is toevallig. Evenzeer als men zegt dat zekere feiten onder de werking eener wet vallen, kan men ook zeggen dat eene wet, een reglement enz. in werking treedt. - De aangehaalde zin, waarin sprake is van de inkwistie, die in werking treedt, wordt echter te recht afgekeurd; de inquisitie was eene rechtbank en werd dus ingesteld.
Verkeerd gebruik van ZIEN met een onbepaalde wijs (blz. 309). - Ook hier is eene eenigszins ruimere opvatting gewettigd. Waar in een zin als de volgende: Bij zijne allereerste dichtoefeningen zien wij dan ook Vondel de verkeerde richting der kamers van Rhietorica inslaan, de uitdrukking de verkeerde richting inslaan zelve geheel en al beeldspraak is, kan men het gebruik van zien niet afkeuren, daar het inslaan van eene richting iets is, dat werkelijk kan gezien worden; de eene uitdrukking schraagt de andere. Doch dit geldt niet voor het verschijnen van boeken bij voorbeeld, als in het daarop volgende citaat, waarbij aan niets wordt gedacht, dat voor het oog waarneembaar is.
Verkeerd gebruik van DIE in plaats van zulke, dusdanige, dergelijke, soortgelijke (blad. 440). - Niet alleen in 't Zuiden, maar ook in 't Noorden komt dit gebruik voor, zooals blijkt uit den eersten versregel van De Génestet's gedicht Uit mijn dagboek: Daar zijn in 't leven van die vriendelijke dagen,
Die ons de koude borst verwarmen door hun gloed.
Het blijft echter een gallicisme.
Bepalingen met VAN bij zelfstandige woorden, als onder 5o op bladz. 508 worden bespro- | |
[pagina 343]
| |
ken. - Dergelijke uitdrukkingen kunnen volgens ‘Gallicismen’ wel voorkomen, doch hun aantal is zeer beperkt. Dr. De Vreese geeft de volgende op: van... belang, van... beteekenis, van... gewicht, van... aard. Bij de speelruimte, die eene dergelijke opvatting overlaat, zullen, zooals van zelf spreekt, de gevoelens wel eens uiteenloopen. De volgende zinnen bij voorbeeld, die door Dr. De Vreese worden afgekeurd, hebben in mijn oor een goeden klank: Verzen van ongemeene, schier vrouwelijke teederheid roeren den lezer meer dan eens. Hij weet... de poëzie van vorm, licht en kleur te versmelten tot eene kleine harmonieuse symphonie van verrukkelijke schoonheid.
Verkeerde vertalingen van ÊTRE DE -, op bladz. 569 onder 2o behandeld. - De uitdrukking van de partij zijn (être de la partie) heeft in onze taal burgerrecht verkregen.
Verkeerde vertalingen van ÊTRE DE -, op bladz. 570 onder 3o behandeld. - Hieromtrent geldt dezelfde opmerking als bij de bepalingen met van op bladz. 508, bovenvermeld. De volgende zin stuit mij niet: De lijnen van het lichaam zijn van eene ongewone, bijna klassieke zuiverheid en bevalligheid.
Verkeerd gebruik van ALS als voorzetsel (bladz. 623). - In dit artikel komt het volgende citaat voor: Dit boek, ellendig als kunstwerk..., is een welsprekend teeken des tijds. De zinsnede ellendig als kunstwerk, is op te vatten als een verkorte bijzin: Dit boek, dat als kunstwerk ellendig is,... Het woordje als is dus een voegwoord, en de zin is, naar mijn inzicht, goed. | |
[pagina 344]
| |
Uitdrukkingen die in het Nederlandsch kunnen voorkomen in eene beteekenis of in een verband, welke de gewraakte nabijkomen.BEROEMDHEID (bladz. 25). - Dit woord kan concreet gebruikt worden in schertsenden zin, bij voorbeeld: Voor zulk een beroemdheid mag een gewoon mensch wel uit den weg gaan. Het is opmerkelijk, dat het Nederlandsch meer dergelijke woorden, die een abstract begrip uitdrukken, ook concreet gebruikt in schertsenden of minachtenden zin, bij voorbeeld: De collega's van X. konden het niet goed velen, dat deze op onze vergaderingen zoo'n grootheid was Ik ben benieuwd, of we dat wonder nu eens te zien zullen krijgen. GETROUW (bladz. 67). - De fout ligt niet zoozeer in het gebruik van het woord getrouw op zich zelf, als in het praedicatief gebruik. Inderdaad kan men niet zeggen: Dit beeld is getrouw, doch wel: dit is een getrouw beeld. De reden hiervan is, dat getrouw, als zijnde in dit verband indirect gebruikt, overgaat naar de klasse der adjectieven die betrekkingen uitdrukken, daar het dient om aan eene bijwoordelijke bepaling den vorm te geven eener bijvoeglijke. Niet het beeld is getrouw, doch de schilder of teekenaar heeft zijn model getrouw nagevolgd. Vergelijk: Jaarlijksch. Een jaarlijksch feest, en niet het feest is jaarlijksch. (Zie C.H. den Hertog, Spraakkunst van het hedendaagsche Nederlandsch, 1e dl, § 101, opm. 2.) Het verdient opmerking, dat men daarentegen alweer kan zeggen: Dit beeld is niet zeer getrouw, of is bijzonder getrouw. Waarlijk, de taal is grillig! LIEFKOZEN (bladz. 108). - Het voltooid deelwoord geliefkoosd kan als bijvoeglijk naamwoord in den aangegeven zin wel gebruikt worden, doch uitsluitend attributief: eene geliefkoosde uitdrukking, eene geliefkoosde wandeling. | |
[pagina 345]
| |
NEMEN (VI) (Een weg -) (bladz. 120). - Men kan zeggen: zijn weg nemen over eene zekere plaats. OPVATTEN (Een plan -) (bladz. 146). - De uitdrukking een voornemen opvatten is gangbaar. TUSSCHEN (I) (bladz. 199). - Het woord tusschen kan wel voorkomen met betrekking tot meer dan twee; bij voorbeeid: De taal is een middel van verkeer tusschen de menschen, omdat bedoeld wordt: telkens tusschen twee, of tusschen twee groepen van menschen. VEREENIGEN (I) (bladz. 211). - Men kan zeggen dat een persoon of een voorwerp twee of meer deugden of eigenschappen in zich vereenigt. Bij voorbeeld: Vondel vereenigt in zich den adel en de geestdrift van een echt dichterlijk gemoed. - Wil men weten waarom in zich vereenigen echter niet past in het citaat, men bedenke dat scheppingskracht en uitvoering geene eigenschappen zijn van eene teekening. VERHEFFEN (Zich -) (bladz. 211) en ZICH VERHEFFEN (bladz. 333). - Deze uitdrukking kan voorkomen, wanneer, door eene bepaling of eene vergelijking, de aandacht nader op de bereikte hoogte gevestigd wordt. Bij voorbeeld: Hooger dan ooit de toren van Babel zich verhief, stijgt, door zijne verrukking geschoord, de leeuwerik omhoog. (Potgieter, Uitspanningen van Christopher North); of: De toppen der bergen verheffen zich tot in de wolken. - Van dit standpunt zou het kunnen schijnen, dat de eerste zin op bladz. 333 bij zich verheffen aangehaald, goed is (Tot eene hoogte van 83 meters verheffen zich de vier verdiepingen), doch dit is niet zoo; men kan alleen zeggen, dat de vierde verdieping zoo hoog ligt. VERVULLEN (II) (Eene rol -) (bladz. 219). - Niet altijd kan eene rol spelen dienst doen; aldus bij voorbeeld in den volgenden zin: In de vergadering van Holland, zegt men, vervulde hij (Cats) de nede- | |
[pagina 346]
| |
rige rol van stembus (Busken Huet, Litt. Fant. I, bladz. 46.) Daar hier van het spelen eener rol geen sprake kan zijn, dient men de uitdrukking eene rol vervullen wel te dulden. De rol van stembus op zich nemen zou eene opzettelijke daad uitdrukken, en dit wordt niet bedoeld. VERVULLEN (III) (Eene taak, eene zending -) (bladz. 219). - De uitdrukking eene roeping vervullen is gangbaar. DIEPTEN (bladz. 399). - In verheven stijl is dit meervoud wel in gebruik: In diepten verzonken van leed en ellende (Da Costa, Voorzang van God met ons). Het meervoud moet echter door den zin gewettigd zijn. ELLENDEN (bladz. 400). - Ook dit meervoud komt in den verheven stijl voor: En (zij) zijgt daar op 't eigenste plaatsjen ter nêer, daar de aanvang was van heur ellenden (Bilderdijk, Roosjen).
Verkeerd gebruik van WIENS, WIER enz. behandeld onder 1o, (bladz. 437). - De zin: Eene stad.... welker openbare plaatsen.... van eene menigte, schier onmerkbare personages krielen, wil Dr. De Vreese blijkbaar aldus verbeteren: Eene stad, waarvan de enz. Ik herinner alleen aan de uitspraak van C.H. den Hertog in zijne Spraakkunst van het hedendaagsche Nederlandsch (2e dl, blz. 41): ‘Ook gebruikt men, van zaken sprekende, in den genitief liever welks, welker of waarvan, dan wiens en wier.’Ga naar voetnoot(1) Zelfs wiens of wier kunnen dus voorkomen, en dit is werkelijk het geval zoodra de zaak eenigszins als persoon wordt gedacht. Bij voorbeeld: Die Stad, wier schittrende | |
[pagina 347]
| |
trofeeën zoo prachtig rijzen tot den trans (Da Costa, Parijs). Onze schrijvers, en in het algemeen elke ontwikkelde Vlaming, die er cene eer in stelt Flamingant genoemd te worden, moeten er prijs op stellen de taal, voor wier rechten zij heeten te strijden, behoorlijk te kennen. (W. de Vreese, Gallicismen, blz. XIV der Inleiding).
Gebruik van hoofdtelwoorden in plaats van rangtelwoorden (bladz. 470). - In spoorwegtaal zegt men ook wel: Kilometer 89, wat geschreven wordt: K.M. 89. Zelfs duidt men door K.M. 89,712 een punt aan, dat 712 meters verder dan het eerste ligt. - Deze uitdrukking wordt zonder lidwoord gebruikt: bij K.M. 89, evenals op bladzijde 89. | |
Verbeterde zegswijzen, die dichter bij de gewraakte uitdrukking staan dan de opgegevene.Daar de Heer De Vreese zich blijkens zijne Inleiding, bij het opgeven der zuivere Nederlandsche uitdrukkingen en vormen, het liefst bepaalt ‘tot de gewoonste, tot de meest voor de hand liggende, en vaak ook tot die welke de minste wijziging in den besproken tekst medebrengen’ geeft dit gedeelte van zijn arbeid tot de volgende aanmerkingen aanleiding: BEHOOREN (bladz. 22). - (I) Een deel van iets uitmaken. Men kan in veel gevallen, bij voorbeeld in het eerste citaat, behooren tot gebruiken: De familie behoorde tot de vleeschhouwersnering. - (II) Binnen de bevoegdheid vallen (van iemand). Men kan meestal zeggen berusten bij, bij voorbeeld in het tweede citaat: De wetgevende macht berust bij den landdag. GELOOVEN (bladz. 62). - Meestal is de foutieve uitdrukking Ik geloof het wel! of Dat geloof ik! het best te vervangen door Dat zal wel! of iets dergelijks. | |
[pagina 348]
| |
HECHTEN (bladz. 80). - Van iemand, die eene betrekking bekleedt aan een bestuur, een hof enz. wordt gezegd dat hij aan dat bestuur (hof) verbonden is. Is dit ook een gallicisme, dan heeft het althans burgerrecht verkregen. HUWEN (bladz. 92). - Waarom naast uithuwelijken ook niet uithuwen? MAKEN (I) (bladz. 111). - In het laatste lid van dit artikel komt het volgende citaat voor: En dat men kerken bouwe gelijk danszalen, - wat maakt dat? Waar maken aldus zonder medewerkend voorwerp gebruikt wordt kan de zin als volgt verbeterd worden: wat maakt het uit? TOER (Den - van iets maken) (bladz. 194). - Men gebruikt scheidbare werkwoorden als omloopen, omwandelen, omrijden enz. VERHEFFEN (zich.) (bladz. 211). - In het verband waarin zich verheffen hier voorkomt zegt men verrijzen: op den hoek dezer straat verrijst een fraai gebouw.
Verkeerde voorzetsels in bijvoeglijke bepalingen. Het vootzetsel VAN voor een als bijvoeglijke bepaling gebruikten infinitief, behandeld onder β op bladz. 484. - In dit artikel komt het volgende citaat voor: Zij had geen recht van klagen, aangezien ze zelve Marcellien niet wilde... hebben. Hier is het voldoende van door tot te vervangen.
Verkeerd gebruik van voorzetsels in bijwoordelijke bepalingen. Gebruik van IN in bepalingen van wijze, behandeld onder γ op bladz. 586. - In de ‘voorwaarden’Ga naar voetnoot(1) betreffende de uitvoe- | |
[pagina 349]
| |
ring van openbare werken in Nederland komen dikwijls voor de uitdrukkingen: in tweevoud, in drievoud. | |
Verbeterde zegswijzen, die aan bedenkingen onderhevig zijn.DOEN (IV) (Een oproep -) (bladz. 36). - Dr. De Vreese geeft op: een oproep richten tot iemand, naast een beroep doen op iets. Eigenlijk zegt men even goed: een beroep doen op het volk, op den koning, als een beroep doen op het rechtvaardigheidsgevoel der natie. - Ofschoon oproep evenzeer als beroep in het Fransch door appel wordt vertaald, beteekent het iets geheel anders, zooals blijkt uit het volgende voorbeeld: ‘In al zijne (Willem Teelinck's) geschriften klinkt éen zelfde, forsche oproep: bekeert u en doet boete! (G. Kalff, De Gids, Sept. 1899, bladz. 423). Men doet een beroep op een persoon in wien of op een gevoel waarin men vertrouwen stelt. Men richt een oproep tot iemand, om hem op te wekken tot het verrichten van eene handeling, die men wil aanprijzen. Somtijds moet fr. appel noch door beroep noch door oproep vertaald worden, maar door oproeping; bij voorbeeld: eene oproeping van candidaten ter vervulling eener betrekking. MAKEN (I) (bladz. 121). - Als verbetering voor eene wandeling maken wordt opgegeven cene wandeling doen. Deze uitdrukking is in zooverre zuiver, als doen schier elke werking kan aanduiden, evenals ding eene algemeene benaming is voor alle mogelijke voorwerpen. In den mond des volks wordt zij gehoord en ook komt zij bij Noordnederlandsche schrijvers wel voor. Een goeden klank heeft ze echter niet; bij voorkeur spreekt men doodeenvoudig van wandelen of gaan wandelen, en wanneer het naamwoord niet kan vermeden worden, is het gebruikelijke werk- | |
[pagina 350]
| |
woord hebben: Laat ons van avond nog wat wandelen. - Vindt u het goed, als we na den eten gaan wandelen? - We hebben dezen morgen eene prettige wandeling gehad. Busken Huet en anderen gebruiken ook eene reis doen, bij voorbeeld: sedert ik een jaar of drie geleden eene reis gedaan heb door het vaderland van mijne grootouders. (Busken Huet, Lidewijde, 2e druk, blz. 70). Gebruikelijk is ook eene reis maken, ofschoon dit oorspronkelijk een germanisme is. Hier ook zeggen wij bij voorkeur reizen, op reis gaan, ook eene reis ondernemen en de reis aanvaarden. Evenals wandeling kan reis ook gebruikt worden met hebben: We hebben eene voorspoedige reis gehad. Daar aanvaarden onscheidbaar is, en Busken Huet op de volgende plaats behoefte had aan een scheidbaar werkwoord voor de zinsharmonie, gebruikte hij aannemen: Ik neem morgen-ochtend vroeg de terugreis weder aan. (Lidewijde, 2e druk, blz. 49). Ofschoon dit meer voorkomt, is het af te keuren. AFHOUDINGEN (bladz. 395). - Ook in het enkelvoud is dit woord in deze beteekenis ongebruikelijk. Het begrip wordt uitgedrukt door korting.
Verkeerde voorzetsels in bijvoeglijke bepalingen. Het voorzetsel VAN in bijvoeglijke bepalingen van hoedanigheid, als onder 5o op bladz. 508 worden besproken. - In dit artikel komt een citaat voor, waarbij Dr. De Vreese de volgende verbeterde lezing geeft: (Een tijdschrift) waarvan het uiterlijk zeer aanlokkelijk is. Het woord uiterlijk, als zelfstandig naamwoord gebruikt, kan alleen betrekking hebben op personen, bij voorbeeld: een man met een innemend uiterlijk. Hier dient de aangehaalde zinsnede als volgt verbeterd te worden: dat er zeer aanlokkelijk uitziet. GEVOELIG, ONGEVOELIG (bladz. 514). - De meeste voorbeelden worden met goed als men | |
[pagina 351]
| |
voor in de plaats stelt van aan. Het invoegen der juiste uitdrukkingen, die in 't verband passen, is echter soms gewaagd, wanneer het excerpt slechts uit éen zin of uit een gedeelte van een zin bestaat. Ik meen nochtans de volgende te kunnen opgeven: De heelmeester..., ongevoelig aan het bloeden en weeklagen. (Men zegge: ongevoelig bij). Schilderachtig zonder weerga zijn hunne huizen en geen twijfel of de menschen zijn gevoelig geweest aan dit schilderachtige. (Men zegge: of de menschen hebben gevoel voor dit schilderachtige). De baron was weinig gevoelig aan de schoonheden van het buitengoed. (Men zegge: gevoelde weinig voor...) Ik was vroeger ook ongevoelig aan de smart mijner slachtoffers. (Men zegge: ik bleef... ongevoelig bij...). Tusschen grooten en minderen (heerschte) die vertrouwelijke toon waaraan het Vlaamsche volk zoo gevoelig was. (Men zegge: waarmede het Vlaamsche volk zoozeer ingenomen was). OPHOUDEN (bladz. 561). In het tweede en derde voorbeeld past de opgegeven verbetering, doch niet in het eerste: Het had reeds opgehouden van kleppen. Men zegge niet met kleppen, doch te kleppen, want kleppen is hier geen oorzakelijk voorwerp, zooals in de andere aangehaalde zinnen, doch is op te vatten als onderwerp, of als deel van het gezegde, en het is de onpersoonlijke vorm. Evenzoo zal men zeggen: Het begint te kleppen, het begint te regenen; de analogie met beginnen, waar Dr. De Vreese op wijst, is dus volkomen. Vertalingen van ÊTRE DE -, behandeld onder 3o op bladz. 570. Den zin: De tegenoverstelling (!) van het donkerbruine hout in den stal met het helder licht van de sneeuw en den rooden gloed van het vuur is van de krachtigste uitwerking verbetert Dr. De Vreese aldus: de tegenstelling enz. is buitengewoon krachtig van uitwerking, of maakt een krachtig uitwerksel. Behalve dat een uitwerksel maken niet door den beugel kan, is hier geen sprake van een | |
[pagina 352]
| |
uitwerksel, maar van eene uitwerking of werking. Een uitwerksel is iets dat op zich zelf bestaat, en dus kan gedacht worden als afgescheiden van datgene wat het te weeg brengt; bij voorbeeld; Een boek als ‘Gallicismen’ kan tot uitwerksel hebben, dat de Vlamingen voortaan beter op hun tellen passen. | |
Aanvulling van sommige artikelen.BEANTWOORDEN (bladz. 21). - Als verbetering geeft Dr. De Vreese op: heeten, doch er bestaat nog eene andere uitdrukking. In couranten leest men dikwijls advertenties als de volgende, met het hier besproken gallicisme: Verloren een hond, beantwoordende aan (of antwoordende op) den naam Sultan. In 't Nederlansch zegt men, juist en treffend: luisterende naar den naam Sultan. Dr. De Vreese beschikte blijkbaar over maar éen citaat, en tegenover de dames Plus en Stuyck vond hij 't zeker niet heel galant, deze uitdrukking, die sterk aan de hondenwereld herinnert, hier te pas te brengen. EENS (- en voor allemaal) (bladz. 42). - M. de Vries gebruikt ook eens voor al (Inleiding tot het Woordenboek, blz. XXXVIII). GELUKKIG (bladz. 63). Het gebruik van dit woord is niet zoo beperkt als men, na 't lezen van den tekst van Dr. De Vreese, allicht zou vermoeden; doch ook hier is, evenals bij getrouw is opgemerkt, het attributief gebruik ruimer dan het praedicatieve. Bij voorbeeld: een gelukkige inval, eene gelukkige keuze; ook als bijwoord: een gelukkig gekozen beeld; doch men kan niet zeggen: ik had een inval die gelukkig was. Daarentegen alweer: deze samenstelling (van een woord) is niet zeer gelukkig. IJZEREN WEG (bladz. 93). - Als benaming voor spoorweg is deze uitdrukking zeer zeker een | |
[pagina 353]
| |
gallicisme; toch is zij dat op zich zelve niet, want, als zij door den stijl gewettigd is, kan zij voorkomen. Even goed als men bij voorbeeld zeggen kan, dat de spoorweg, als een ijzeren riviertje, door het bergachtige landschap heenkronkelt, kan men ook een zin gebruiken als de volgende: Boven een schilderachtigen waterweg, die zich in grillige bochten om de bergen windt, geeft ons reislustig geslacht de voorkeur aan een ijzeren weg, die over alle dalen heenglipt en de steilste rotsen doorboort. (IJzeren weg is hier echter een stijlmiddel en geenszins de benaming van een dergelijken wegGa naar voetnoot(1). PERSOONLIJKHEID (bladz. 154). - Hierbij diende het gebruik van dit woord in den zin van persoonlijke beleediging, hatelijkheid, als een gallicisme vermeld te worden. Men kan in dat geval zeggen: personaliteit. POSTKAART (bladz. 161). - Duidelijkheidshalve zou de opgave der eigenlijke beteekenis van dit woord niet overbodig zijn geweest. Postkaart beteekent eene kaart, waarop postkantoren, postverbindingen enz. vermeld staan, en is van denzelfden aard als spoorwegkaart, rivierkaart enz.Ga naar voetnoot(2). OPOFFERING (bladz. 472). - Opofferen (en dus ook opoffering) wordt nu eens met voor, dan weder met aan gebruikt, naar gelang der beteekenis. Wanneer eene zaak geheel en al wordt opgegeven om eene | |
[pagina 354]
| |
andere, die hooger waarde bezit, te redden of te behouden, vereischt de taal voor: Zijn leven opofferen voor het vaderland. Wordt echter eene zaak of een persoon prijsgegeven ter wille van iets anders, dat minder waarde heeft, dan wordt aan vereischt: Deze man offert het geluk van vrouw en kinderen op aan zijn hartstocht voor het spel. - Het gebruik van voor of aan kan zich ook regelen naar de tijdelijke verhouding waarin de twee voorwerpen - het opgeofferde en het andere - tot elkander komen te staan. Men zal, bij voorbeeld, zeggen: Bij het tot stand brengen eener haven kunnen de belangen der kustverdediging en der scheepvaart met elkander in strijd zijn, doch de eerste zijn meestal niet van zoo overwegende beteekenis, dat men ze niet zou kunnen opofferen aan de laatste. Het gebruik van opofferen zou hier geen zin hebben, indien de spreker zich niet een hoorder dacht, naar wiens opvatting de belangen der kustverdediging zwaarder wegen dan die der scheepvaart, voor wien het dus den schijn heeft, dat men het grootere wil opofferen aan het mindere, en wiens gevoelen hij wil bestrijden. BEURT (bladz. 470). - De aangehaalde zin wordt niet goed dan door weglating van het onpersoonlijk voornaamwoord het; derhalve: dan was de beurt aan de kinderen. KOUD (bladz. 516), Men zegt koel voor of koel bij, naar gelang van de beteekenis. Koel voor, wanneer men bedoelt dat iemand voor eene of andere aandoening onvatbaar is, koel bij wanneer iemand tegenover eene gebeurtenis, een toestand onverschillig blijft. In den eersten der aangehaalde zinnen past dus voor, in den tweeden bij. TEVREDEN (bladz. 520). - Men zegt tevreden met iets en over iets, met iemand en over iemand. Tevreden met drukt een lichteren graad van tevredenheid uit dan tevreden over; daardoor laat zich begrijpen, dat het eerste veelal op zaken, het tweede op personen wordt toegepast, Men vergelijke de vol- | |
[pagina 355]
| |
gende zinnen: Zijt ge met deze schikking tevreden? d.i. Neemt ge genoegen met deze schikking? Ik ben over het werk van dezen leerling tevreden, d.i. Ik vind dat zijn werk lof verdient. Daar ik het huis toch anders moeilijk verhuurd kan krijgen, ben ik met dezen huurder tevreden. Nu deze minister tegenover de rustverstoorders krachtdadig is opgetreden, is men algemeen zeer over hem tevreden.
Verkeerd gebruik van IN in bepalingen van middel (bladz. 583). - Het verkeerde der gewraakte uitdrukking valt nog beter in 't oog, wanneer men bedenkt, dat in... woorden wel degelijk voorkomt, doch in eene andere beteekenis. Men vergelijke de volgende zinnen: In enkele woorden stortte hij geheel zijn hart uit. Gelijk hebben wordt in twee woorden geschreven. En het bekende sneldichtje van Huygens: Amsterdam ontroert: Hoe quam 't, dat Amsterdam soo gramm was,
En waerom was 't niet voor den Prins?
In seven woorden gaet veel sins;
Om dat de Prins voor Amsterdam was.
(Korenbloemen. Sneldicht, XIXe Boeck, no 224).
Verkeerd gebruik van voorzetsels in bijwoordelijke bepalingen. gebruik van VAN in bepalingen van tijd, behandeld onder β, 2o op bladz. 602. - Het bijwoord van richting af kan wegvallen in uitdrukkingen als de volgende, waarin niet alleen het aanvangspunt, maar ook het einde eener tijdruimte wordt aangewezen: van de veertiende tot de zeventiende eeuw; van bij tweeën tot over vierenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 356]
| |
Id., behandeld onder β, 3o op bladz. 605. - Op sedert moet altijd een woord volgen, dat betrekking heeft op het verleden. Sedert heden kan dus niet voorkomen, zoo min als sedert morgen; daarentegen wel sedert heden morgen, namelijk wanneer de morgen voorbij is. (Men zie de verbetering op blz. LXVIII.) - Van dezen regel kan echter worden afgeweken, zoodra men zich in gedachte in den toekomenden tijd verplaatst; alsdan verkrijgt de tegenwoordige de betrekkelijke waarde van den verleden tijd; bij voorbeeld: Dit boek behandelt de gebeurtenissen uit de laatste tien jaren. Na verloop van nog eens tien jaren moge de schrijver ons met een dergelijk boek verrassen, waarin al het sedert heden voorgevallene op even onpartijdige wijze worde toegelicht.
Id. Gebruik van VAN in bepalingen van oorzaak, behandeld onder γ op bladz. 606. - Dr. W.G. Brill zegt in zijne Nederlandsche Spraakleer, 2e dl, bladz. 122Ga naar voetnoot(1): ‘Van komt bij lijdende werkwoorden om de oorzaak der werking aan te duiden, wanneer deze oorzaak niet bepaaldelijk als handelend wordt voorgesteld, b.v. een riet van den wint gins ende weder beweeght (Matth. 11, 7). Hij is van Simon gezien (Luc. 24, 34): hier toch hing het zien niet af van Simons wil.’ Ook in het hedendaagsche Nederlandsch is het gebruik van van in sommige gevallen van dien aard niet af te keuren, ofschoon men altijd door kan gebruiken. Men bedenke echter dat van niet kan voorkomen, wanneer als oorzaak der werking een wezen of voorwerp wordt genoemd, dat in het geheel niet handelt. Zinnen als de volgende worden dus te recht door Dr. De Vreese afgekeurd: De blauwe lucht.... wordt doorsneden van cenen bundel lichtgele stralen. Verder worden in dit artikel | |
[pagina 357]
| |
zinnen als de volgende aangehaald: Groote stukken arduin, waarop zij en Camille, onbemerkt van de ouders, des zondags speelden. Daar een werkwoord onbemerken niet bestaat, kan men evenmin onbemerkt door gebruiken als onbemerkt van.
Wanneer ik verklaar dat nagenoeg alle aanmerkingen van eenig gewicht, die zich bij het zeer aandachtig doorlezen van ‘Gallicismen’ tusschen mijne gedachten en die des schrijvers indrongen, in de voorgaande bladzijden opgeteekend of voor het minst aangeduid zijn, dan ben ik mij bewust, Dr. De Vreese een fraaier compliment te maken dan wanneer ik deze aanteekeningen had achterwege gelaten. Een boek als het zijne ontleent trouwens zijn recht van bestaan aan zich zelf. Dat het in ons land en in onzen tijd mogelijk bleek, eene door haar omvang zoo eerbiedwaardige lijst van taal-onnauwkeurigheden samen te lezen uit de werken, niet der schrijvers van op éen na den laagsten rang, maar der besten en meest gevierden onder onze letterkundigen, is een bedenkelijk, doch tevens leerrijk verschijnsel. Bedenkelijk; want, indien de moedertaal, onder de pen harer talentvolste beoefenaars, zoovele sporen vertoont van ontaarding en afsterven aan haar verleden, welke toekomst is daar voor de zoo hoog gevierde en geprezene toch weggelegd? Doch leerrijk tevens; wanneer daardoor weer eenige Vlamingen de oogen openen voor het gevaar dat er ligt in het heillooze dualisme, hetwelk wordt in stand gehouden door telkens aan de vreemde taal eene plaats in te ruimen naast de onze, in de raadzaal, in de school, in de kerk, in de gehoorzaal, kortom in al de uitingen van het maatschappelijk leven, ja tot in het huisgezin toe. | |
[pagina 358]
| |
Allard Pierson spreekt in een zijner opstellen over de kieskeurigheid bij het gebruiken van woorden en uitdrukkingen, die tegelijk ‘het lijden en de weelde’ is van den stilist. Een onpartijdig onderzoek kan niet anders dan aan 't licht brengen, dat, bij verreweg de meeste schrijvers en lezers in Zuid-Nederland, een dergelijk lijden en en een dergelijke weelde tot de onbekende dingen behooren. Laat ik, om het goede doel, namelijk tot bevestiging van mijn beweren, dat een boek als ‘Gallicismen’ wel degelijk recht van bestaan heeft, hiervan een voorbeeld mogen aanhalen. Ik wensch voor niemand onder te doen in waardeering van het talent eener schrijfster als Mejuffrouw Loveling, en zoolang er ten onzent boeken geschreven worden als Een dure eed, zal onze Vlaamsche letterkunde de draagster zijn eener gezonde levensbeschouwing, en de tolk van pit van gedachten en rijkdom van gevoel. Doch op bladz. 98 van den zooeven genoemden roman leest men den volgenden zin, door Dr. De Vreese op bladz, 517 van Gallicismen aangehaald: Hij (nl. een kind) (was) nog gansch onverschillig aan wie hem opnam of mededroeg. Het verkeerd gebruik van aan buiten rekening gelaten, kan deze zin, naar het grammatisch verband, niets anders beteekenen dan dat het kind dengene, die het opnam of mededroeg, niet het minste belang inboezemde. En toch wordt door de schrijfster het omgekeerde bedoeld: niet het kind was onverschillig, maar het liet hem (het kind) onverschillig, met andere woorden het kon hem niet schelen wie hem opnam. Natuurlijk werd de fout begaan onder den invloed van het fransch être indifférent à, dat, met het eigenaardige à peu près dat de Fransche taal eigen is, evenzeer beteekent (voor iets) onverschillig zijn, bij voorbeeld in: Je suis indifférent à l'art., als (iemand) onverschillig laten, in: l'art lui est indifférent. Het Nederlandsch is echter juister en treffender, naar we meer dan eens gelegenheid hadden op te | |
[pagina 359]
| |
merken. Zouden nu dergelijke onnauwkeurigheden niet met een weinig zelfcritiek kunnen vermeden worden?Ga naar voetnoot(1) De taal bespieden bij ons zelf, bij ons volk, bij hare verdienstelijkste beoefenaarsGa naar voetnoot(2); ons taalgevoel scherpen tot taalinzicht en tot taalbegrip; en daardoor arbeiden aan de ontwikkeling van onzen nationalen aanleg, dit is niet alleen een ideaal voor de school doch ook voor het leven. Of een boek als Gallicismen zal medewerken om ons dat ideaal naderbij te brengen, zal afhangen van hen, die het zullen gebruiken. Het is geen handboek of geen woordenboek; ook - niet uitsluitend - een vraagbaak, doch een werk, dat wenscht op te wekken tot nadenken en tot persoonlijke studie.
Behalve zijne wetenschappelijke beteekenis heeft het eene niet licht te tellen paedogogische waarde: het vinde eene vaste plaats op de schrijftafel van den literator, op het kantoor van den ambtenaar, in de redactiecel van den journalist, in de studeer- | |
[pagina 360]
| |
kamer van den taalleeraar; maar, bovenal, het leere ons hunkeren naar zuivere, degelijke spreek- en schrijftaal, het prikkele onze speurzucht naar onverva schte Nederlandsche zegswijzen, het make ons begeerig naar den toonval van kerngezonde Nederlandsche volzinnen. Indien zijn invloed op onze schrijf- en onze spreektaal na eenige jaren onnaspeurlijk bleek te zijn, dan zou dit zeer sterk getuigen tegen den ernst van het vlaamschgezinde deel van ons volk.
Mechelen, Augustus 1899.
E.P. van den Berghe. |
|