van Is. Teirlinck, in Het Recht van den Sterkste, in Mea Culpa van C. Buysse, in Versleten van Moortgat, in De Boer der Schranse van Smits, in menig artikel van Nu en Straks. Zeker, er ligt kunst in het beschrijven van lage, obscene dingen; maar zulk realisme is in strijd met zich zelf, omdat het uitsluitend oneerbare zaken uit de buitenwereld beschrijft; en daarom ook, zoolang ons volk de zedelijkheid blijft op prijs stellen, zal hunne kunst weinig of niet bewonderd worden.
Tusschen deze twee soorten van realisme is er eene derde ontstaan, wiens tendenz in den grond weinig verschilt van die van het ongezond realisme. Zijne verdedigers - en hun getal wordt van dag tot dag aanzienlijker - beweren wel dat zij alle toestanden beschrijven, gelijk zij werkelijk zijn, dat zij het onzedige niet najagen; maar wanneer we hunne werken lezen, bevinden we aldra dat hunne beschrijvingen buitensporig overdreven en onnatuurlijk zijn, dat ze den lezer eene valsche gedachte geven van den waren toestand.
We hebben hier vóór ons een werk (nr 1 van Het Duimpjesblad 1899) dat voor opschrift draagt Lenteleven door Stijn Streuvels. Die schrijver is, blijkens eene nota, de eenige goede realist in Vlaanderen. We hebben het ‘allegaartje’ van Streuvels vier of vijf maal aandachtig bekeken en zijn tot het besluit gekomen dat de schrijver, al is hij de neef van den idealist G. Gezelle, maar een betrekkelijk gezond realist is. Zeker, zijn werkje bevat kleurig geschilderde tafereelen; Vlaamsch zijn dikwijls de optredende personen, de geschetste zeden en de gewoonten; maar als ik in het hoofdstuk Op den dool een hoop bedronken wijven, halfnaakt op den vloer zie spartelen, een man zijne vrouw schandelijk zie voortsleuren en half dood stampen, een zwarte dwerg verder een onnoozel meisje zie onteeren, dan vraag ik mij af of hij, realist, aan de waarheid trouw gebleven is. Heeft