te Kiel. Van 1861 tot '73 reisde hij door Frankrijk, Engeland, de Nederlanden en Italie In 1866 was hij gewoon professor geworden.
Hij werd vereerd met den Goethe-prijs in 1875; in 1889 verwierf hij den Schiller-prijs en in 1894 de Gouden medalie voor Kunst en Wetenschap Ter gelegenheid zijnet feestviering vereerde de Keizer hem met de Kroonorde. De steden Kiel en Heide benoemden hem tot eereburger.
Groth heeft zijne faam als dichter eerst en vooral gevestigd door Quickborn, die zich door gevoel en eenvoud kenmerken en het volkslied het dichtst bij komen. Zij leveren het bewijs van den overvloed van poezie, die in de volksdialekten schuilt. Na de gedichten verschenen de Vertelln, een reeks Ditmaarsche dorpsverhalen, uitmuntend door tiouwe nabootsing van het werkelijke leven. In het gebruik der Platduitsche taal geeft Groth blijken van een onovertroffen meesterschap. Daar bij spreekt in zijn werk een diep gevoel en een verheven, dichterlijk hart. Van zijne andere Platduitsche werken kunnen we nog aanstippen: Boer de Goern, kinderrijmen met teekeningen, Rotgeter Meister Lump un sin dochter. Later verscheen een tweede bundel van de Quickborn onder den titel: Volksleben in Plattdeutscher dichtung ditmarscher Mundart, alsook drie vertellingen, Ut min Jungsparadies betiteld, alsmede Voer de Goern, Lieder aus und fur Schleswig-Holstein, Ut dat Kapittel oewer uns Sprak, Drie plattdeutsche Erzahlungen, An den Rhin (gedicht), enz. Hij gaf ook eene verzameling van Hoogduitsche gedichten onder den titel van Hundert Blatter uit. In zijne brieven over Hochdeutsch und Plattdeutsch treedt de onvermoeibare schrijver in het strijdperk om de rechten van zijnen tongval te verdedigen. Aan verschillende tijdschritten deelde hij ook regelmatig de vrucht mede van zijnen arbeid.
Zijne verzamelde werken, letterkundige en taalkundige, verschenen in 1873 in vier boekdeelen. Zijne Quickborn werden in het Friesch vertaald door Hobbema, Trina in het Vlaamsch door R. Loveling; Roodgieter van Dr Hansen, Eksterhof van Kneppelhout, Uit mijn jongensparadijs van Agricola, zijn Nederlandsche omwerkingen naar zijne werken. In het Deensch verschenen ook overzettingen uit zijnen letterkundigen en taalkundigen schat.
Prof. Katl Mullenhoff zegde van Groth: De werken van dezen dichter maken een der voornaamste gebeurtenissen in de nieuwere letterkunde uit. Groth heeft de kloof die in Noord-Duitschland tusschen de ontwikkelden en het volk was, gedempt. Zijne werken dragen daarbij het beeld van het Noordduitsche leven naar Zuid-Duitschland en werken aldus mede tot de krachtige eenheid van het Aldietsche vaderland.
Alhoewel Groth in de gewestspraak schreef, het dialect van Holstein, was hij een der meest populaire en gekende dichters en volksschrijvers van Duitschland.
De dichter was evenzeer beroemd als heropbeurder der Nederduitsche volksspraak en was aan de Vlamingen alzoo dubbel duurbaar als hoofdman der Dietsche beweging in Noord-Duitschland.
Klaus Groth was ook buitenlandsch eerelid der Koninklijke Vlaamsche Academie van Belgie.