Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Deel 2]De Burgerwacht in de XVIe eeuw.Men verstond in de middeleeuwen onder burgerwacht de vereenigingen van burgers, die Gilden, Eeden of Broederschappen genoemd werden, en zich belastten de gemeente tegen inwendige onlusten of vreemde aanvallen te verdedigen. Deze vrijwillige wachten waren in den beginne met hand- of kruisboog gewapend. Men treft ze reeds vroegtijdig in de meeste gemeenten aan. Een der voornaamste gezelschappen van dien aard was bijv. het St. Joris- en het St. Sebastiaangilde te Gent. Toen het gebruik der vuurwapenen zich uitbreidde, zag men in al de steden van België nieuwe vereenigingen tot stand komen, waarin de pijlen en de schichten van den ouden tijd door deze meer geduchte verdedigingsmiddelen vervangen werden. Ofschoon de draagbare vuurwapens uit de 14e eeuw dagteekenen, maakte men er echter in ons land voor de 15de geen ernstig gebruik van. Daarenboven gingen bij deze lompe voorbrengselen eener pas ontstane nijverheid zware moeilijkheden van behandeling gepaard met geringe juistheid en gevaar voor den gebruikerGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 6]
| |
De eerste wapenen van dien aard heetten kouleuvren, handkouleuvren, bussen of haakbussen; de personen, die zich er van bedienden, kolveniers en busschieiers. De naam kouleuvre is afgeleid van den langwerpigen vorm, die deze wapenen hadden. Zij werden ook wel veldslangen of eenvoudig slangen genoemdGa naar voetnoot(1). De haakbus is haar naam verschuldigd aan de omstandigheid, dat de loop van dit wapen onder het afschieten op een haak of vork rustte, die met het ander einde in den grond stak. De Franschen hebben hiervan arquebuse en arquebusiers gemaakt. In het begin der 16e eeuw werd het gebruik der vuurwapenen zeer algemeen. Het is ook uit dezen tijd, dat het ontstaan der meeste colveniersgilden dagteekentGa naar voetnoot(2). Het reglementsontwerp, voorgesteld door eenige ‘ghesellen userende ende beminnende de conste van den engienen ende instrumenten van oorlogen’ werd te Gent reeds den 16n Januari 1489 goedgekeurdGa naar voetnoot(3). Te Mechelen bestaan zij reeds in het jaar 1510; dat jaar namelijk koopen zij hun lokaal. Te Hasselt treffen wij ze reeds aan in het jaar 1506. Den 7 Dec. van dat jaar belooft de Prins-Bisschop van Luik ‘die broederschap te zullen onderhalden ende stoutelick in eeren te halden.’ Het is niet onwaarschijnlijk, dat het schuttersgilde te Hasselt reeds vroeger bestond, vooraleer het door den Bisschop werdt aanerkend en onderhouden. In ieder geval de stadsarchieven maken meer dan eens melding van het aankoopen en herstellen van vuurwapenen, van het uitdeelen van lood en salpeter | |
[pagina 7]
| |
vóór 1506. Het is echter slechts in dit jaar, dat wij bepaaldelijk zien gewag maken van eene gilde van busschieters, aanerkend door den landsheerGa naar voetnoot(1). Laten wij dit eerste reglement eens in bijzonderheden nagaan: Wij zullen er de geheele inwendige orde van het Hasseltsch Schuttersgezelschap in terugvinden. Het getal der gezworen handboogschutters wordt bepaald op 40 ‘ghezellen’. Indien een hunner zich in het vervolg onwaardig zoude toonen nog langer deel van het gezelschap te maken, zal hij door den ‘hooftman, meesters ende koninckstavel bij den meesten gevolge van den ghesellen’Ga naar voetnoot(2) mogen afgezet worden. Indien van den anderen kant iemand het gezelschap wil verlaten, zal hij aan de kas verschuldigd zijn te betalen een engelschen nobel. zijn harnas van busschieterGa naar voetnoot(3) met toebehoor terug te geven en gehouden zijn nog een jaar lang daarna ter beschikking van het gilde te blijven. Een ieder der 40 gezellen zal gehouden zijn zich voor te stellen aan burgemeesters en raad en den volgenden eed af te leggen: ‘Ick gelove ende swere van desen dach vordane, ende deze dach allegader, hout en de trouwe te zijn mijnen genaden heere van Ludick ende der stadt van Hasselt, ende der stadt eenen toust van sesse jaeren naestkomende metter hantbussen wael en de trouwelicke te dienen, en de helpen beware, nae allen mijne beste vermoghen, als een goet getrouwe gheswore handbusschutter, sae dick ter des vand | |
[pagina 8]
| |
voirs. stadtswegen versocht sal worde ghelijck hier nae verclaert sal staen, ende mijn buscruyt nae mijner besten beware, dat mich selver noch den nabure eghene schade daervan en geschiede, en mijnen hooftman in deser officien ghehoirsame te sijne end mijner geswhore ghesellen getrauw en heijmelic te zijn in zaken der voirsz stadt dienst aengaende; so mich Godt help end allen sijn heiligen.’Ga naar voetnoot(1) Niemand mag voortaan op Zondag, noch op heilige dagen op de gezelschapskamer komen dan na de hoogmis, of het zou moeten wezen met toestemming van deken, meester of koninkstavel, of in gevallen van nood. Alleen de knaap (de bode) mag gedurende de hoogmis op de kamer komen, om alles gereed te maken, wat voor de gezellen van noode is, wanneer de hoogmis uit is, uitgenomen den dag waarop de vogel geschoten wordt en op de twee processiedagen. Het gezelschap zal gehouden zijn ieder jaar in twee omgangen of processies tegenwoordig te zijn en dat ‘sierlick int harnassche’ te weten op den Sacramentsdag en op Onze-Lieve-Vrouwe processiedag. Ook zullen de schutters ieder jaar den vogel of de papegaai schieten en hunnen hoofdman, meester en koninckstavel kiezen op den dag, dien zij goedvinden. Zij moeten zich op die dagen ‘eerlick en staetlicken ende met allen redelicke manierlichheyt’ bijeenhouden, zooals het goede en eerbare mannen past, zonder buitensporigheden te bedrijven, zooals | |
[pagina 9]
| |
pekvaten branden en danspartijen te houden, tenzij de overheden er de vergunning toe gavenGa naar voetnoot(1). Ook is het niet veroorloofd, 's nachts voor het huis van den koning of van anderen gaan te roepen of te juichen, aangezien daar veel kwaads uit voortspruit. Mocht het gebeuren, God verhoede het, dat een der gezellen op de schietplaats een anderen door een schot kwetste, verminkte of doodde door toeval en zonder opzet, dan zal die persoon door de stad daar niet voor vervolgd worden. Indien het voorviel dat burgemeester en raad de hulp verzochten van het gansche gezelschap of van een gedeelte of alleen van eenige schutters, hetzij om de stad in geval van nood bij te staan, hetzij om iemand gevangen te nemen, dan zijn genoemde schutters verplicht op te treden en te doen gelijk de raad het verlangt. Zou het zijn, dat ten gevolge van dit optreden een of meer schutters daar later last or ninaer van Kreeg, dan zal de stad hen daarvoor schadeloos stellen; ook zal de laster, dien zij daarbij zouden kunnen oploopen, gestraft worden juist als degene tegen den raad gepleegd. Indien van den anderen kant iemand van het gezelschap iets tegen de stadskeuren deed uitvoeren, dan zal hij het gezelschap moeten verlaten en van de lijst geschrapt worden. De deken, meester en koninkstavel hebben de macht en de bevoegdheid, om alle scheldwoorden, overdragingen en vuistslagen, die onder de gezellen op de gewone schietplaatsen of vergaderingen zouden voorvallen, te beoordeelen en er boete op te heffen. De schutter, die in 't gezelschap opgenomen is of nog opgenomen moet worden, en niet zou | |
[pagina 10]
| |
voorzien zijn van eene bus of van een harnas, zal gehouden zijn zich daarvan te voorzien binnen een jaar na zijne aanneming. Tot onderhoud van het gezelschap zal de raad der stad Hasselt jaarlijks bijdragen de som van 55 rijnsche gulden. Daarenboven geeft de stad ieder jaar bij gelegenheid van den schuttersmaaltijd op den dag der vogelschieting eene aam wijn ‘van de beste wijn, dije van binne der stadt ten tap gaen sal.’ De knaap zal ontvangen alle twee jaren ‘eenen eersame rocke en capruijn’ of in de plaats daarvan vier gulden. Ook zal hij vrij zijn van wacht en schatting. Zou het gebeuren, dat de schutters door den raad verzocht werden, om gewapend de stad uit te trekken, dan zal deze hun wagens en paarden bezorgen, om hunne harnassen, bussen en gereedschappen daarmede te vervoeren; zou die uittocht meer dan drie dagen duren, zoo zal de stad hen hierin redelijkerwijze schadeloos stellen, zooals dat in St. Truiden en in andere steden pleegt te gebeuren. Ook zullen de schutters ten dienste der stad staan, indien de geheele gemeente met klokslag en standaard het land uittrekt. Ieder der 40 gekozene schutters zal ieder jaar van de stad ontvangen vijf pond salpeter en acht pond lood, om er gebruik van te maken, als het noodig is, en men zal hun dit leveren op de vier hoogtijden in het jaar. Dien ten gevolge zal ieder schutter verplicht zijn altijd een half pond gemaakt kruid en een pond lood bij zich te hebben en indien men bevond, dat hij die hoeveelheid niet had, dan zal hij iederen keer verbeuren zes stuivers; en indien een gezel zijn kruid aan een vreemdeling verkocht of deed verkoopen, zal hij een rijnschen gulden verbeuren. Ook neemt de stad maatregelen in geval, dat er gezellen in den strijd zouden doodgeschoten worden. Zijn zij zoodanig verwond, dat zij hun brood | |
[pagina 11]
| |
niet meer kunnen verdienen, dan verplicht zich de gemeente ‘in redelicker manieren’ hen naar hunnen staat te onderhouden. Deze vrijheden en voorwaarden zullen verplichtend zijn gedurende een termijn van zes jaren. Indien na dien tijd de schutters zich niet meer wilden verbinden, zoo zullen zij dit zes weken van te voren bij burgemeesters en raad moeten aanzeggen. Deze kunnen op de zelfde voorwaarden van dit recht gebruik maken. ‘Ende al des orconde der waerheit, soe hebbe wij burghemeester, geswore en raet ende ghemeijnte der stadt van Hasselt onzen zieghel hier onder doen aen hanghen in den jaar ons heere Jhesu Christi doe men screef duijsent vijf hondert ende sess. des sevende daichts der mant december.’ Ziehier het oudste schuttersreglement, dat de archieven der stad Hasselt betrekkelijk het gilde der Colveniers bevatten. Wij hebben tot nu toe bijzonderlijk gesproken over dit laatste gilde. Men moet echter daarom niet gaan denken, dat de verdediging der stad en de handhaving der orde alleen op de handbusschieters berustte. Dat zou onwaar wezen. Wij hadden in de 16o eeuw in Hasselt drie gilden, die hiermede belast waren. Het waren de handboogschutters, de kruisboogschutters en de kloveniers en daarenboven eene keurbende van jonge lieden, genomen uit de voorgaande kamers, de Jongmans geheeten.Ga naar voetnoot(1) De twee eerste gilden zijn zoo oud als de gemeente zelve, de kloveniers echter dagteekenen uit het einde der 15de en uit het begin der 16e eeuw. De kanonniers kunnen als eene onderafdeeling der handbusschieters beschouwd worden. In den loop der 16e eeuw zien wij langzamerhand deze laatsten | |
[pagina 12]
| |
in rang en voornaamheid toenemen. De hand- en kruisboogschutters treden op den achtergrond en in de 17e en 18e eeuw zijn zij gezelschappen van vermaak, van oefening, en van broederlijke bijeenkomst geworden. Zij hadden hun praktisch nut verloren. Ook worden zij in tijden van nood door de gemeenten voorzien van bussen en musketten, aangezien hunne oude bewapening niet meer doelmatig was. Nochtans de boogschutters bleven bestaan - wij zien ze in de 17e en 18e eeuw menigvuldig deel nemen aan feesten, optochten en processies - en, zooals ieder weet, leven zij nog steeds voort, fier als zij zijn op hun eeuwenoud bestaan. Om volledig te wezen, hadden wij dus even breedvoerig moeten uitweiden over handboogschutters, kruisboogschutters, kanonniers en jongmans. Maar vooreerst zou het ons te ver voeren en vervolgens hebben wij verkozen ons ditmaal alleen met het kloveniersgilde bezig te houden, omdat dit het gilde is, dat het meeste overeenkomst heeft met onze hedendaagsche schutterijen of burgerwachten, wier bestaan door eene nieuwe wet in een nieuw tijdvak is ingetreden. Ja, het is de wet op de herinrichting der burgerwachten in België, die ons het denkbeeld gegeven heeft eens terug te keeren tot de schuttersgilden van vroeger. En wat beantwoordt het beste aan onze verplichte burgerwacht van heden, zoo niet de vrijwillige schuttersbonden van vroeger? Wij gaven zooeven den beknopten inhoud weer van het eerste reglement der kloveniers te Hasselt. Welnu, behoudens enkele veranderingen is er onder de standregelen der eerste handbusschieters in de verschillende steden veel overeenkomst te vinden. De voornaamste bepalingen over den eed, den godsdienst, de wachten, het vogelschieten, hulp en bijstand te verleenen, kruid en lood bij zich te hebben, enz... komen in de meeste reglementen terug. | |
[pagina 13]
| |
Het spreekt van zelf, dat die eerste verordeningen niet alle gevallen hadden kunnen voorzien, en zoo komt het, dat er langzamerhand bijvoegsels en veranderingen in komen. Zoo wordt te Hasselt ongeveer 40 jaar later het aantal schutters van 40 op 60 bepaald; de bijdrage der stad in de kosten van onderhoud klimt tot 180 gulden; de stad oordeelt, dat de dorst der schutters op hun feest niet meer te lesschen is met eene aam wijn, zij geeft sedert dat jaar 1 1/2 aam. De knaap heeft meer werk en krijgt niet meer ‘zijn eerzamen rock’ alle drie jaren, maar 4 gld sjaars. Hij heeft overigens de keus. Ook worden er maatregelen genomen tegen zekere misbruiken, die mettertijd ingeslopen waren: ‘alle dije gesellen (sullen) in die processien selffs altijd persoonlijk gaen (voor) soo verre die gesellen in der stadt sijn, en (noch) schepene, nocht onsere lievervrouwe bruders sijn, noch niemants en sal hiervan gepriveert sijn, ten weere dat hij eene wetteliche oersake hedde als van cranckheijden ende dier gelicken’Ga naar voetnoot(1). Ter vergelijking en om beter den vooruitgang der instellingen van de kloveniersgilden te kunnen nagaan, zullen wij een blik slaan op eene dergelijke gilde van eene andere Limburgsche stad, maar nu een 60-tal jaren later. Wij bedoelen ‘de kaarte ende reglement der alde klovenieren der stad Tongeren,’ een onuitgegeven stuk berustende in het rijksarchief te MaastrichtGa naar voetnoot(2). Eerst echter een woordje ter opheldering en ter inleiding over de haakbusschutters te Tongeren. In den beginne bezat de stad Tongeren, evenals | |
[pagina 14]
| |
de meeste andere steden, slechts twee eeden of burgergezelschappen ter verdediging der stad; het waren de Handboogcompagnie en de Voetboogcompagnie. Deze bereikten het toppunt van bloei in het begin der 15e eeuw. Den 10en october 1856 richtte het magistraat van Tongeren eene afdeeling van 50 haakbusschutters op onder de bescherming van St Christoffel en St Sebastiaan; de schutters kregen van stadswege eene jaarlijksche bijdrage van 100 gld. Vijf jaar later, in 1521, gaven ze allen hun ontslag en de burgemeesters zagen zich dien ten gevolge verplicht eene nieuwe afdeeling van 50 schutters op te richten. Deze nieuwe haakbusschutters ontvingen dezelfde soldij als hunne voorgangers; ieder manschap ontving daarenboven jaarlijks 7 pond lood en 5 pond salpeter, en eene zekere hoeveelheid wijn bij het feest. Dat nieuwe reglement dagteekent van 26 sept. 1522. Het schijnt evenwel, dat ondanks de oprichting van deze nieuwe kloveniers, de oude toch noch niet geheel en al ontbonden bleven, want bij de blijde inkomste van den prinsbisschop Cornelius van Berg, te Tongeren, zag men in den optocht twee eeden van schutters: de oude en de nieuwe kloveniers, gekleed als kruisboogschutters, maar gewapend met haakbussen. In 1542 verleende de stad een nieuw reglement aan de haakbusschutters en plaatste ze onder de bescherming van O.L. Vr., St Lambertus en St Joris, Zij moesten den eed afleggen, trouw zweren aan de stad, en uitvoeren al wat deze van hen verlangde. De toelating van nieuwe leden en de keuze van hunne overheden kon niet plaats hebben, dan met toestemming der burgemeestersGa naar voetnoot(1). Zoo komen wij eindelijk tot bedoeld reglement van 13 en 16 mei 1567. Deze ‘kaarte’ bepaalt het | |
[pagina 15]
| |
‘aantal gesworen schutterscameren’ op drie, te weten de voetbogen, onder de bescherming van St Joris, de oude kloveniers onder die van St Christofel en de jonge kloveniers onder die van St Sebastiaan. Zij zouden voortaan op denzelfden voet staan, ieder 50 manschappen tellen, dezelfde soldij ontvangen en daarenboven ‘in evenghelijcken dienst ende subiectie gehalden ende verbonden zijn’. Zoodra de storm- of vuurklok luidde, moesten de schutters allen met hun geweer bijeenkomen en bijeenblijven, daar waar de burgemeesters hen zullen zenden ‘Soo wanneer eenich gheselle aengenomen sal worden tot schutter, dijen sal men eerstmael presenteren der ganschen caemeren, en sijnen naem drije sondaeghen achter mallecanderen laeten schrijven op den schorsteen of op een breetgenGa naar voetnoot(1), te hangen in 't laerGa naar voetnoot(2) op de voorschreven caemeren en daernaer sal dieselve ghepresenteert worden den Borghemeisteren, ende soo verre denselven bequaem bevonden wordt, sal denselven den behoerlijcken eijdtGa naar voetnoot(3) doen, ende te dienen den termijn van drije jaeren, sonder te moegen afdancken. Ende nae den termijn van drije jaeren voorschr. (indien) iemandt dancken wilde, sal denselven behoeren te dancken | |
[pagina 16]
| |
onder den voeghel ende nergens anders, overmits te betalen in handen der meesteren 12 stuyvers brab. of die weerde daer van, ende dat terstont eer den voghel sal affgeschooten sijn, of sijn dancken sal van onwaerden sijn.’ Na dat alles zal het aftredend lid nog altijd gedurende een half jaar ter beschikking van het gezelschap staan. Ieder jaar, en dat binnen de acht dagen na de schietfeesten, zullen de meesters der schietkamers zich op het stadhuis bij burgemeesters en gezworenen moeten begeven, om hunne kwartieren en woonplaatsen op te geven, opdat de stad altijd wete, waar men moet aankloppen, om ze te vinden, indien het noodig is. ‘Item wanneer die stadt uitvaert met getoegheGa naar voetnoot(1), soo sal die stadt schuldig sijn te leveren elcken der voorschr. schutterscaemeren twee waghens, die welcke hon bussen, victualie, harnas ende gheweer veuren sullen, ende al op der stadt cost. Item wanneer die voorschr. schutters uijttrecken metter stadt, ende sy uytblijven moeten nacht ende dach, sullen sy hebben onder nacht ende dach een ijeghelijck van hon ses stuyvers brabants, off die weerde daer van, ende wanneer sij denselven dach wederom incoemen sullen sij hebben half soo veel.’ Ook zullen de schutters eens per jaar in de processie moeten meegaan met bloot geweer en harnas, zelfs al regende het, en bij die gelegenheid zullen zij van stadswege wijn hebben, te weten: de keizers, de koningen, de coninkstabels, meesters en vaandragers ieder twee kwarten, de andere gezellen ieder een kwart; ook de schrijver zal voor salaris twee kwarten hebben, dat alles van den besten wijn. Op dien ommegangsdag zullen allen hun harnas | |
[pagina 17]
| |
en hunne wapenen tonnen aan burgemeesters en gezworenen, die alsdan eene buitengewone monstering hielden, en degene die bevonden werd slecht gewapend te zijn van harnas en geweer, of ook, die er een ouderwetsch of een geschonden zou hebben, die zal door de burgemeesters van de lijst geschrapt worden en vervangen worden door een anderen schutter. Indien de carners ontboden werden naar andere steden, om voor juweelen of prijzen te schieten, dan moeten zij aan den raad de vergunning daartoe vragen; ook is deze vereischt voor het geval, dat de kamers eene prijsschieting in hunne eigene stad wilden houden. Zij zijn verplicht van te voren de kosten van zulk een feest aan den raad voor te leggen, die daarna eene bijdrage zal geven naar gelang de omstandigheden. Verder vinden wij eenige maatregelen betreffende de inwendige orde in de kamers zelve. Wij zullen ze liefst in de eigenaardige taal van dien tijd laten staan. ‘Item off gheviele, dat die ghesellen van de schutteren kijvende worden op honne cameren, in honnen hoff, off daer die schutterije met honnen vendelijenGa naar voetnoot(1) vergadert waren met wonden of met slaghen, uijtgescheijden (uitgenomen) messesteecken, quetsueren, of leempten en scheuten, des sullen die schutters machtig zijn te zoenen, sonder (dat) heer of stadt ijet daar aan te zeggen hebben. Ende soo wie eenighe strijt maekt, eerstmaelGa naar voetnoot(2) messetreckt, schiet met kanon of eenig gheweer, om ijmanden daermede te crencken off te quetsen, werpt, stoet, off slaat ende den eersten oploep doet, sal den cameren ende den gheselschappe ten eewighen daghe beroeff sijn, ende noch staen ter correctie van den Recht. | |
[pagina 18]
| |
Voortmeer en sal niemandt op de kamer dobbelen off moemmen metten teerlinck off ander spel, noch oyck wedden. Sij sullen moeghen worptaeffelen, troeven of coninckofferen neijt hoegher, dan om hon ghelachGa naar voetnoot(1) off van recreatie om een half ort brab., op die pene van ses stuyvers soo dickmael sulcks gebeurt, tot behoeff sullicker cameren, daer sulicks geschieden sal, ende te panden als voorschr. Item men sal op die camer, in honnen hoff, off bergen nijet sweeren off blasphemeeren bij Godt, sijne gebenedijde moeder, sijn gebenedijdt lijden, off sijnen heijligen in geenerlije manieren, off den heylschen vayendt vermanenGa naar voetnoot(2). off vloecken, op de pene van een half pondt wasch coolsche (Keulsche) of drije stuyvers brab., tot proffijt der caemeren ende off iemants daerenboven anderwerff swoere, blasphemeerde, off vloekte, off meer, sal die pene meer en meer dobbeleren ende terstondt den selven panden als voorschr.’ Niemand mag een vreemden gezel op de kamer brengen zonder toestemming van het gezelschap. In dit geval zal dat lid in moeten staan voor het gelag van dien vreemdeling, alsmede voor de boeten, die hij zou kunnen oploopen. Indien echter een vreemdeling op de kamer verscheen zonder toestemming en indien hij iets misdeed tegen eenig punt dezer kaarte, dan zullen de meesters hem dat misbruik doen betalen, en indien hij dat niet wilde, dan zal men hem door de stadsdienaars mogen doen vastgrijpen ‘ende in d'ijeseren setten’ tot dat hij zal voldaan hebben. De vreemden hebben al hunne inbreuken op deze kaarte dubbel te betalen; ook hebben zij het recht niet de hulp van andere rechters gaan in te roepen, om de uit- | |
[pagina 19]
| |
voering dezer kaarte te beletten of te verhinderen. De schutters zelve missen overigens dat recht ook. ‘Item off geviele, dat soo in wat saecken dat het waer, die schutters bij den anderen geroepen worden in storm,Ga naar voetnoot(1) strijdt off andere nootsaecken dien aangaende, ende yemant van hon sich vluchtich maekden, die sal verbeuren harnass. buss ende geweer, tot behoeff der andere schutteren ghelijck, ende sal daertoe ghebannen worden uijter stadt ende stadt vrijeheit eenen tijt van vier iaeren sonder remissie. Voortmeer wanneer dat oorloech is, ende die stormclock slaet om uyt te trecken, soo sal elck schutter schuldig sijn te coemen met harnass, cloeveren, (bus) en hunnen gheweerGa naar voetnoot(2) aan den peroen, om te doen wes hen van de Borghemeisteren sal bevolen worden, ende so wije nijet en queme, sal breucken als in den naest voirschr. poincte sonder remissie’. Niemand mag met wapenen en uitrusting zonder vergunning der burgemeesters zich ergens anders gaan verhuren, om soldij te verdienen. In dat geval zal de schuldige 4 gld. brab. betalen en ten eewigen dage van de schutterslijst geschrapt worden. Zoo dit echter gebeurt met de toestemming der burgemeesters, dan mag de kamer, waar hij is uitgetrokken, indien zij het goedvindt, eenen anderen in zijne plaats kiezen. Indien een schutter op een der drie kamers of daar, waar de schutters bijeenkomen, iets koopt of verkoopt, hetzij in dronkenschap of anderzins, en een van de twee partijen zou het zich daarna berouwen, dan zal deze laatste het recht hebben zich 's anderen daags voor 10 uren nog van die overeenkomst te kunnen ontslaan, mits betaling van vier stuivers boete Alle schutters, op hunne kamer komende, zullen op verzoek der meesters terstond hunne wapenen | |
[pagina 20]
| |
afleggen, hetzij rapier, degen, dolk of een ander wapen, behalve de broodmessenGa naar voetnoot(1), op boete van zes stuivers den eersten keer, den tweeden keer dubbel, enz. Ook voorzag de kaarte, dat zij den eersten keer niet alles had kunnen regelen en verordenen, weshalve zij zich ten slotte uitdrukt als volgt: ‘Item want (aangezien) daeghelijkx nieuwe stucken opreijsen, daer op men behoeft nieuwe remedien te stellen, ende men die niet altemael overdenken kan, geven wij volcoomen maecht aen den schutteren, metten meesten verdraghe der gheselschappen, te moeghen op honne caemeren alle goede poincten, statuyten ende ordonnantien op te stellen op sulcke peneGa naar voetnoot(2), als sij ordoneren sullen, ende willen dieselve volcoemelijck gehalden te hebben, ende die onghehoorsaemen ghestraeft om allen in broederlijcke lieffde, mintschappe, vrientschappe ende deucht op te voeden, ende het quaet te straeffnen’. Men bemerkt terstond, dat deze Tongersche kaarte veel vollediger is dan die van Hasselt, die dan ook ongeveer 60 jaar ouder is. Indien wij de verschillende veranderingen, in deze reglementen aangebracht, van jaar op jaar, van eeuw op eeuw zouden willen nagaan, dan zouden wij zien, dat in den loop der tijden nog verscheidene leemten aangevuld werden, terwijl andere punten vervallen of wel niet meer nagekomen worden. Wij hebben ons tot nu toe slechts bezig gehouden met de burgerwachten in kleinere steden, en hebben als voorbeeld genomen Hasselt en Tongeren in de 16e eeuw.
(Wordt vervolgd). Dr A. Habets. |
|