Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |
Over de germanismen.IN de laatste tijden zijn talrijke schrijvers, vooral in Zuid-Nederland, tegen de gallicismen ten strijde getrokken; zij zijn overtuigd dat het gebruik van deze vreemde woorden en wendingen de Nederlandsche taal ontsiert en verarmt, het natuurlijk taalgevoel krenkt en verdooft, ja zelfs het grondig aanleeren van eene andere taal schier onmogelijk maakt. Om dezelfde reden diende er nu ook in het krijt getreden tegen een anderen, niet min gevaarlijken vijand, nl. tegen de germanismen, die te onzen dage zoo menigvuldig in onze taal binnensluipen. Wij weten het, sommige schrijvers die het overigens met onze taal wel meenen, vinden er geen bezwaar in germanismen te gebruiken, ze zelfs als taalverrijkende elementen aan te prijzen, omdat het Hoogduitsch met het Nederlandsch stamverwant is, en bijgevolg elk hd. woord onzen taalschat komt verrijken. Zulke redeneering evenwel houdt geen steek, als men bedenkt dat elke taal, hoe gelijkend ook op andere, eigen aard en karakter heeft, eigen klank en kleur, eigen vorm en rijkdom in overeenstemming met het oog en het oor, met de keelen hersenvermogens, met de geschiedenis en de ontwikkeling van een volk. Dezelfde vormen hebben in het Duitsch niet dezelfde beteekenis als in het Nederlandsch; de Duitsche taal bezit eene macht samengestelde en afgeleide woorden, die het Nederlandsch op dezelfde wijze niet vormen kan. Er kunnen dus in onze taal germanismen binnen- | |
[pagina 400]
| |
sluipen - en dat geschiedt dagelijks -, die zonder genade moeten geweerd worden. Indien men ons echter de keus liet tusschen een gallicisme en een germanisme, zouden wij voorzeker aan dit laatste de voorkeur geven. Onderzoeken wij hier een oogenblik den oorsprong en de natuur van de germanismen, m.a.w. trachten wij de oorzaken te ontdekken, waaruit ze voorkomen en regels op te stellen, door middel derwelke wij ze kunnen onderkennen. De invloed van het Hoogduitsch heeft zich reeds in de 16de eeuw doen gelden, zooals men bij de lectuur van kiliaan, hooft, huygens en andere schrijvers wellicht zien kan; doch sedert het einde der verledene eeuw heeft het gebruik van de germanismen schromelijk toegenomen. Zulks is, ons dunkens, aan twee voorname oorzaken toe te schrijven: ten eerste aan de studie van het Hoogduitsch, ten tweede aan het gebruik van slechte woordenboeken. Evenals het te vaak verfranschte onderwijs in België de voornaamste oorzaak is waarom Zuidnederlandsche schrijvers, zonder het te weten, gallicismen plegen, evenzoo heeft de studie van het Hoogduitsch aanleiding gegeven tot het gebruiken en misbruiken van germanismen. Met de Duitsche taal en literatuur te bestudeeren, Duitsche werken te lezen en te herlezen, hebben onze schrijvers sommige Germaansche uitdrukkingen en wendingen afgeleerd; zij schrijven, onbewust, gelijkvormige woorden en zinnen, met een woord zij denken vaak in het Hoogduitsch. Het zal dan bij niemand verwondering baren, dat van alphen, feith, bilderdijk, die òf in Duitschland verbleven, òf Duitsche werken bestudeerden, zooveel germanismen in hunne schriften gebruikten, dat onze hedendaagsche taalkundigen, door het gebruik van Duitsche philologische werken, hunne taal ontsieren door stootende germanismen, als omluid, inluid, voorwoord enz. Eene andere oorzaak, die vóór eenige jaren zeker nog veel bijdroeg tot het beschermen en het invoeren | |
[pagina 401]
| |
van germanismen, was het gebruik van gebrekkige lexica. kiliaan prijst reeds germanismen aan; maar vooral bij weiland krioelt het van zulk onkruid; deze gedachtelooze schrijver nam een groot getal germanismen uit adelung over, en, met het gezag dat iedereen hem toekende, wilde hij aldus den Nederlandschen taalschat vergrooten. Men zal ons doen opmerken dat, vermits de Zuidnederlanders deze woordenboeken weinig raadpleegden, of althans zich op de studie van het Hoogduitsch nooit vlijtig toelegden, er op Zuidnederlandschen bodem maar weinig van die woekerplanten te vinden zijn. Men late zich echter door deze redeneering niet misleiden: zelfs in het Zuiden zou men er eene niet onaanzienlijke garve kunnen bijeenlezen, en als men alles wel inziet, vraagt men zich af of het euvel hier weldra niet veel grooter dan over den Moerdijk zal wezen. Inderdaad, het valt niet te betwisten, velen hebben alhier de studie van het Nederlandsch verwaarloosd: zij hebben nooit in het Nederlandsch leeren denken; zij kennen geene enkele taal grondig en vandaar het misbruik. Voeg daarbij dat onze groote schrijvers sleeckx, conscience en ook die van Noord-Nederland hier gretig gelezen worden; daar deze auteurs meestal onder den invloed van het Hoogduitsch stonden, moesten ook hunne lezers, die eene oppervlakkige kennis van hunne eigene taal hadden, allengskens het voorbeeld der meesters navolgen. Uit het voorgaande blijkt thans wat er den Nederlanders te doen slaat om voortaan de germanismen uit de taal te weren. Verre van ons de studie van het Hoogduitsch, dat voor de Nederlanders na het Engelsch de tweede taal is, te veroordeelen. Zulke studie kan ons, uit haren aard, niets dan nuttig wezen: zij geeft ons de kennis van eene stamverwante taal; zij verrijkt onze verstandelijke schatten, loutert en verfijnt onzen smaak. Het kwaad komt van onze | |
[pagina 402]
| |
zijde; wij kennen niet genoegzaam ons Nederlandsch en zijn te onachtzaam bij het schrijven. Ook moeten we niet meer te rade gaan bij slordige lexica; wij bezitten het in alle opzichten voortreffelijk woordenboek van M. de vries, dat bij voorkomende gelegenheden ons op de germanismen opmerkzaam maakt. Doch dit alles zou vooralsnu maar weinig baten, indien er geene volledige alphabische lijst van germanismen opgesteld werd, waarin deze vreemde termen en wendingen aan den disch gespijkerd en gebrandmerkt worden. Zulk werk heeft de Kon. Vl. Academie in 1896 willen uitlokken; men heeft hare vraag niet beantwoord; niet omdat het nut van deze studie in twijfel werd getrokken, maar omdat zelfs de meesters in dit vak voor de moeilijkheden van dit veelomvattend werk terugdeinsden. Hopen wij dat weldra iemand dat verdienstelijk werk zal leveren. Bij het opstellen van deze lang verwachte studie - en intusschen kan elke leeraar in de Ndl. taal aan athenoea en colleges deze leemte aanvullen - zal men zich noodzakelijk afvragen, wanneer een woord als verwerpelijk germanisme moet beschouwd worden. Wij antwoorden eenvoudig met Dr. kluyver en Kan. muyldermansGa naar voetnoot(1): de goede smaak is ten slotte de eenige rechter; ieder geval moet op zich zelf onderzocht worden. Nochtans - om bepaalder te spreken en het werk te vergemakkelijken - kan men voordeelig de volgende critiekregelen toepassen. Verwerpelijke germanismen zijn 1o al de woorden en uitdrukkingen die met ons hedendaagsch taalgebruik in strijd zijn, b.v.: aanwandelen, omklank; 2o de woorden die uit het Duitsch worden overgenomen en voor wier beteekenis we reeds gevestigde uitdrukkingen in onze taal bezitten, b.v.: voorwoord (in stede van voorbericht), 3o de woorden die zelfs in het hd. in | |
[pagina 403]
| |
strijd zijn met zich zelven, b.v.: begeestering. Door middel van deze regels kan de leeraar den leerling op voorkomende germanismen opmerkzaam maken; maar het is niet genoeg een woord, eene uitdrukking af te keuren; de critiek moet niet alleen afbreken, zij moet ook opbouwen en daarom hoeft men naast de aanwijzing der fout (met vermelding van den naam des schrijvers, van het werk en van de blz) ook de zuivere Ndl. uitdrukking opgeven, waardoor hel germanisme kan en moet vervangen wordenGa naar voetnoot(1). Stelt men prijs op een zuiveren echt Nederlandschen stijl, wil men de taal in eere houden als de afspiegeling van den volksgeest en het voornaamste middel waardoor het taalgevoel gesterkt wordt: men beginne met de taal zuiver te schrijven en zuiver te spreken, met ce slechte germanismen te weren en door goede ndl. uitdrukkingen te vervangen. Maart. J. Jacobs |
|