opstreken, een jaarlijksche rente van twee duizend vijf honderd frank, ik vind er drama's, treurspelen, blijspelen, comedies, op, maar te vergeefs zoek ik in die opeenstapeling van bedrijven, een enkel stuk van waarde, iets dat men aan den vreemde mag toonen als een proef van onze tooneelletterkunde, iets dat, als het Goudvischje bijvoorbeeld, in een leergang der Hoogeschool - zooals te Gent gebeurde - kan ontleed worden.
De 125522,50 fr. Staatspremien hebben ‘Aangebrande hutsepot’ voortgebracht! Proficiat.
In naam der eerlijke Vlaamsche beweging die niet wil dat de Walen ons met recht - al zijn zij zelf schooiers - den naam van Flamandiants toezwaaien, vraag ik aan den heer Minister de afschaffing der Staatspremien voor tooneelletterkunde, tot eer der Vlaamsche beweging en tot welzijn der Vlaamsche letterkunde.
Ik hoorde dat E. Hegenscheidt, zich eenigszins gekrenkt voelde door het niet toekennen van den diiejaarlijkschen prijs. Ik denk integendeel dat hij den heer W. De Vreese erkentelijk moet zijn, dat hij hem niet gerangschikt heeft bij die op het lijstje figureeren en dat de verslaggever genoeg kunstgevoel had en vooral veel eerbied voor Starkadd, om het drama niet te plaatsen naast de reeks draken en walgelijke grove blijspelen die onze tooneelletterkunde zoo laag doen dalen.
Laat Starkadd gansch alleen op een lijst staan, zonder cijfer van premie ernaast, maar als het eerste stuk der herboorte van onze Zuid-Nederlandsche tooneelletterkunde: het stuk heeft gebreken, maar bezoedel het in godsnaam niet met het grootste gebrek: laat het niet schooien.
De heer Omer Wattez, in het voorwoord tot zijn tooneelspel in drie bedrijven: Het Witte boek, bekent ook dat het waardepeil van onze tooneelletterkunde zeer laag ligt en met een goed en loffelijk inzicht, poogt hij door het leveren van een tooneelspel dat peil wat te doen stijgen: hij ook vindt dat we uit de erbarmelijke banaliteiten moeten komen waarin ons tooneel plast, uit den schreeuwerigen melos, uit den bombastischen pathos die, zoo men onze tooneelletterkunde moet beschouwen als een spiegel der zeden van ons volk, even veel onze voorvaderen uit vervlogen eeuwen aantasten als onze tijdgenooten. De druiden in de oerwouden (confer Belsama) huilen en pathetiseeren en spreken bovendien nog als sans-culottes van Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid, juist alsof ze mede hielpen de Bastille innemen; en dat gaat zoo over Boudewijn Hapken, Genoveva van Brabant, Roze Kate, tot op den dag van heden toe. Men zou zeggen dat een Vlaming geen twee woorden kan zeggen zonder dat hij de linker hand op het hart legt, en de rechter boven het hoofd uitsteekt - (Bevende stem en viool achter de schermen!)
Is het een microob die de Vlamingen aantast zoodra zij de pen in hand nemen om iets voor het tooneel te schrijven? Ik heb