Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
‘Ecole payante.’Hoe men wel een ‘Ecole payante’ in het Nederlandsch kan heeten.Geachte Heer Bestuurder,
Zoudt gij in het eerstverschijnend nummer van het Belfort een plaatsje willen verleenen aan de volgende opmerkingen?
Mij dunkt, de uitlegging van den Heer Bultynck om ‘betalende school’ tegen de beschuldiging van onzin te verdedigen, is onjuist. ‘School’ beteekent soms, wel is waar, de collectiviteit der schoolgaande leerlingen: - voorbeelden: ‘heel de school is gestraft geworden’: ‘'t is de school der Zusters, die gaat wandelen,’ enz. - maar nu is het de vraag, of het woord juist die beteekenis heeft in de besprekene uitdrukking? Dit schijnt mij niet het geval te zijn. In ‘betalende school’ beteekent ontegensprekelijk het woord ‘school’ onderwijsgesticht en geenszins denkt men daarbij aan de leerlingen. Als nu de Heer Bultynck hiermede vergelijkt ‘de strijdende Kerk’ ‘de lijdende Kerk’ en ‘de zegepralende Kerk’, dan wordt door hem eens te meer de waarheid van het spreekwoord: comparaison n'est pas raison, bewezen. Ik ben het echter eens met den achtbaren hoofdopsteller van het Fondsenblad, wanneer hij meent dat ‘betalende school’ niet is af te keuren om de reden, die door de Heeren Arnold en de Vreese aangegeven wordt. ‘Die uitdrukking, zegt de Heer Arnold, is onjuist; 't zijn niet de scholen, maar de leerlingen die betalen.’ ‘De Heer Arnold heeft gelijk, - bevestigt de Heer de Vreese, - als hij betalende scholen afkeurt; want, zooals hij zeer terecht zegt, die scholen betalen niet, maar het daarin gegeven onderwijs wordt betaald.’ Maar hoe komt het dan, zullen wij vragen, dat ‘betalende scholen’ zich heeft weten in te dringen in onze spreektaal met den zin van het Fransche ‘écoles payantes’, en dat allen, ja zelfs weinig geletterde lieden, - wij hebben er de ervaring van - die uitdrukking goed verstaan? Zou het | |
[pagina 299]
| |
niet zijn, dat wij hier met eene figuurlijke wending te doen hebben, en dat ons volk het minder of meer duidelijk besef daarvan heéft? Het gevoelt, dat het woord ‘betalende’ hier in eenen overdrachtelijken zin wordt gebezigd en beteekent: ‘waar men betaalt’ of ‘waar betaald wordt’. Trouwens, men bemerke het wel, die figuurlijke wending bezit niet alleen het Fransch, waar wij aantreffen rue passante, robe voyante, injustice criante, maar ook het Nederlandsch kent ze, getuige ‘eene drukke straat’, ‘eene schreeuwende onrechtvaardigheid’, ‘krijtende schulden’, de vallende ziekte, eene loopende kraan, loopende oogen, een zittend leven, enz. Is nu daarmede het gebruik der benaming ‘betalende scholen’ gewettigd? Ik meen bevestigend te mogen antwoorden. Wel zegt de Heer de Vreese dat het gebruik van het tegenwoordig deelwoord, zooals dit in eene uitdrukking als école payante voorkomt, in het Nederlandsch van vroeger en later tijd absoluut onbekend is, maar die opwerping mist haar doel. Immers, waarom zouden wij in ‘betalende’ geen bijvoeglijk naamwoord mogen zien, zoo goed als in ‘schreeuwende’, ‘krijtende’, ‘vallende’, ‘loopende’, ‘zittend’, van bovenstaande uitdrukkingen?Ga naar voetnoot(1) Nochtans indien men met ‘betalende scholen’ nu nog geen vrede mocht hebben, dan veroorlof ik mij de volgende aanduiding te geven, die ons wellicht allen tot akkoord zou brengen. Wanneer wij van het volk willen afluisteren, hoe het école payante en école gratuite in zijne taal weergeeft, zoo zullen wij hooren spreken van ‘arme school’ en ‘rijke school’. Voorzeker zijn die benamingen, al te strijdig met den geest onzer tijden, niet aan te nemen. Laat ons echter opmerken, dat hier alweer figuurlijk gesproken wordt: ‘arme school’ is gelijk aan ‘school voor de armen’ en ‘rijke school’ aan ‘school voor de rijken’. Zou nu op dien weg de geijkte Nederlandsche uitdrukking voor école gratuite en école payante niet te vinden zijn, en zouden wij niet mogen zeggen: ‘school voor onvermogenden’ en ‘school voor vermogenden?’ Ofwel, - iemand mocht soms vinden, dat die benamingen nog te veel duiden op persoonlijke toestanden en daarom kwetsend zijn, - ‘school voor betalenden’ en ‘school voor nietbetalenden?’ Aanvaard, Heer Bestuurder, de verzekering mijner hoogachting.
Hasselt, 11 Maart 1899. A. Roegiers. | |
[pagina 300]
| |
Nog een woord ‘à propos’ van betalende scholen.In de Februari-aflevering van Het Belfort wordt gezegd: ‘En nu is het er zoo mede gesteld, dat een gebruik van het teg. deelw., zooals dit in een uitdrukk. als Ecole payante voorkomt, in het Nederlandsch van vroeger en later tijd absoluut onbekend is’. Eene betalende school is, volgens den heer Arnold, eene, waar het onderwijs betaald wordt en niet eene die betaalt. De heer de Vreese keuit insgelijks de uitdr. af, want, zegt hij, die school betaalt niet, zij wordt betaald. De heer Bultinck verdedigt ze, daar school ook de schoolgaande leerlingen beteekenen kan; dus, zij betaalt. Het komt er niet op aan, wie gelijk of ongelijk zou hebben; zeker is het, dat de uitdr. betalende school van dagelijksch gebruik is. Ook bestaan er, gelijk de heer Bultinck zigt, in onze taal uitdrukkingen, ‘waarop de toetssteen, door den heer Arnold op betalende school aangewend, even verkeerd zou werken’, als: de boom hangt vol peren, de zaal zit vol menschen, de kuil ligt vol aardappelen In de Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon van J.-F. Tuerlinckx vindt men tal van ww. ‘die hun voorwerp of hunne bepaling als een onderw. bij zich nemen. Dat bed slaapt goed. Die grond akkert goed, graaft licht. Die steenweg rijdt dof. Dat ijs ritst goed. Die inkt schrijft slecht. Die koord wil niet binden. Klam graan wil met dorschen, niet malen. Die zetel zit gemak kelijk. Die zaal zingt slecht.’ In een oud meuwjaarshedje heet het: Mijn korfje wil niet sluiten...
Mijn koordeken wil niet knoopen.
In de 2o uitg. van de Bo's Idioticon, bl. 408 staat: ‘De Vlamingen gebruiken veel bedrijvende werkw. in zoo eene onzijdige beteekenis, b.v. Pillen zwelgen gemakkelijker, als zij met appelmoes omwonden zijn. Die harde grond delft moeilijk. De tarwe moet droog zijn om wel te dorschen. Die verzen leeren moeilijk van buiten. De groote klok luidt met drie man.’ de Bo geeft nog veel meer voorbeelden, als: met drinken, drukken, kuischen, noemen, naaien, overtrekken, ontnaaien, pellen, sluiten, spinnen, verkoopen, wasschen, weven, zingen, en verder: onthouden, zwingelen, enz., enz. Dat bewijst nu nog niet heel veel voor de geldigheid der uitdr. betalende school; maar dergelijke uitdrukkingen, waar het naamwoord, door het bedrijvend deelwoord bepaald, niet het | |
[pagina 301]
| |
bedrijvend onderwerp van dat deelw. is, zijn in onze taal toch zoo heel zeldzaam met. Zoo zegt men alle dagen: met slaande trom, ofschoon men zeer goed ziet, dat het de trommelaars zijn, die slaan. Bij katholieke Vlamingen is 't gebruikelijk te spreken van eene lezende mis en eene zingende mis. d.i. eene mis die gelezen of gezongen wordt. - de Bo, Idiot., bl. 551, geeft ook lezende mis en bl. 1239, zingende mis. Hij bewijst zelfs de oudheid dezer uitdrukking door de aanhaling uit N. Despars: ‘Fonderende een zeer solemneel zinghende lof binnen der kercke van St. Donaes.’ Stamelende klanken of woorden, een prevelend gebed zijn van dagelijksch gebruik, zoowel als eene zwijgende overeenkomst, eene stilzwijgende voorwaarde, eene stilzwijgende toestemming. Deze drie laatste voorbeelden wijken wel wat van het eerste af; zij beteekenen eene overeenkomst bij welke men de voorwaarden niet uitdrukt enz; maar zij verdienen toch onze aandacht, zoowel als een wanhopende (d.i. - ige) toestand. En wie kent er niet de vallende ziekte, eene slepende ziekte, eene kwelende, etende ziekte, eene ijlende koorts? Inkomende rechten, in- en uitgaande rechten (des droits d'entrée et de sortie) zijn geijkte uitdrukkingen, die, hoop ik, ten minste zoolang zullen bestaan, als die rechten zelven. Tot deze soort behooren ook een waggelendegang, een kruipend gedrag, eene liggende houding, een aanmatigende toon. Wie kent er nog? Namen, 8 Maart 1899. D. Claes. |
|